Astrid H. Roemer. Over de gekte van een vrouw. Prometheus, 2016 (1982)

 



Over de gekte van een vrouw (1982) van Astrid Roemer (1947) beschrijft misschien eerder nog de complexiteit dan de gekte van de vrouw die er de hoofpersoon van is: Noenka. Haar omstandigheden zijn ernaar om gek te worden: haar man verkracht haar tijdens de huwelijksnacht, en daarop slaat zij op de vlucht. Maar Roemer maakt vooral heel duidelijk hoe ingewikkeld de gevoelens zijn die daarmee gepaard gaan – de, wat je aan het begin van de eenentwintigste eeuw zou noemen – intersectionele problematiek van een zwarte vrouw die door haar zwarte man mishandeld wordt en weet dat die man óók beschadigd is.

De tekst is ook complex, en laat dat zien in zijn vorm: er zijn stukken in cursief en andere in hoofdletters en alles bij elkaar wordt het verhaal op een heel fragmentarische manier verteld. Maar bij dat alles is ieder fragment ook nog eens heel zinnelijk en beeldend. Het is een van de meest lichamelijke boeken in de Nederlandse literatuur, een boek waarin Noenka voortdurend bericht over de staat van haar lichaam en dat van anderen, niet alleen in de passages over seks – hoe warm de lichamen ze zijn, en waar de warmte zit, waar het bloed zich bevindt en hoe het ruikt.

In de besprekingen op het internet gaat het eigenlijk altijd over het feministische karakter van het boek. Niet te ontkennen valt dat zelfs de titel van het boek je die kant op stuurt. Maar die eenzijdigheid doet het boek geloof ik ook geen recht. Je kunt het boek ook heel goed lezen al een roman over Suriname, mogelijk zelfs als dé roman over Suriname: de veeltaligheid ervan speelt een, niet nadrukkelijke rol, de gehechtheid van Noenka aan het Nederlands – aan het 'ABN' zelfs – en tegelijkertijd al die andere talen die er worden gesproken, de kinderen in het binnenland aan wie ze lesgeeft spreken maar weinig Nederlands, maar er is wel sprake van bijvoorbeel Saramaccaans en Hindi. Zoals ook de etnische bontheid van het land op allerlei manieren wordt uitgedrukt – een bontheid die je als verbrokkeling kunt zien, en als verscheurdheid. En dan komt er in het hele boek ook nog eens geen 'normaal mens' voor – iedereen is verbrokkeld en verscheurd.

En dan is er de natuur – de bloemen vooral, van orchideeën tot 'veldbloemen' – en het eten en drinken, dat heel regelmatig wordt genoemd. Bloemen en eten zijn wat Noenka aan de aarde verbindt, aan het land verbindt. Met het drinken zit het wat ingewikkelder in elkaar – vooral uit wat anderen tegen haar zeggen kun je afleiden dat ze misschien beter van de alcohol kan afblijven, maar dan wordt er ineens ook een bekere warme melk geserveerd, en lijkt alles toch ook weer goed. 

Het is een rijk boek, een verwarrend boek, een boek dat je misschien ook eens zou moeten interpreteren in het licht van het feit dat het niet lang na de decembermoorden verscheen. Het is een boek waarbij je je in het begin niet al te veel zorgen moet maken over alle losse puzzelstukjes die naar je toe worden gegooid, want aan het eind vallen die als vanzelf in elkaar – als Noenka's eigen puzzel uit elkaar gevallen is. Het leven is eigenlijk niet te dragen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.