Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.


Er is geen groter verhaal te vertellen dan dat van de menselijke taal, uiteindelijk het verhaal van wie en waar wij mensen zijn. Hoe heeft dat wonderlijke taalvermogen, dat vrijwel iedereen bezit op enkele ongelukkigen na, zich in de mens kunnen ontwikkelen? Wat kunnen we uit de taal leren over de oergeschiedenis van de mensheid, over de huidige samenleving en, niet te vergeten, over onszelf als individu?

Er is bijna geen serieus verhaal over de mens te vertellen zonder op zijn minst de taal aan te raken — en natuurlijk al helemaal niet zonder taal te gebruiken.

De bekende Leuvense taalkundige Freek Van de Velde vertelt dat grote verhaal van taal en mens in zijn boek Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Het is een boek dat sprankelt van liefde voor taal, op meerdere niveaus: liefde voor het onderwerp én plezier in het taalgebruik.

Wonderlijk verlaagd strottenhoofd

Liefde voor het onderwerp heeft Van de Velde zeker. Hij laat de grote lijnen van de taalwetenschap zien. Taal is zo nauw verweven met het mens-zijn, en dat al zo ver als we kunnen terugkijken, dat taalkundig onderzoek ons inzichten biedt in de mens die anders nauwelijks te achterhalen zijn.

Dankzij ons vermogen om elkaars gedachten te begrijpen en nauwkeurig aan te voelen wat anderen denken en voelen, hebben we een manier gevonden om samen te overleven. Tegelijkertijd onderscheidt de menselijke samenleving zich van een mierenkolonie, om maar een andere hypersociale soort te noemen, doordat ieder van ons ook zelfstandig kan denken.

Dat sociale heeft allerlei invloeden op onze anatomie. Er zijn bijvoorbeeld geen andere zoogdieren met zoveel oogwit – waardoor we voortdurend van elkaar kunnen zien waar de blik van de ander op gericht is (probeer dat maar eens te raden bij een gorilla). Maar het heeft ook geleid tot ons wonderlijk verlaagde strottenhoofd, dat ervoor zorgt dat we gemakkelijker kunnen stikken, maar ook dat we een groot aantal verschillende spraakklanken kunnen maken – die we gebruiken voor dat ultieme sociale product, de taal. De taal waarin we absurd grote woordenschatten hebben, waarin we kunnen praten over abstracties en zaken die helemaal niet bestaan (het leven op Mars) en waaraan we een ander door een nét wat ander accent onmiddellijk herkennen als een vreemdeling.

Klagen

Dieren hebben natuurlijk ook allerlei interessante manieren om met elkaar te communiceren, en ze blijken daar veel beter en gevarieerder in te zijn dan we enkele decennia geleden dachten. Toch blijft de stap van het meest succesvolle dier naar de mens enorm.

Van de Veldes belezenheid is indrukwekkend. Hij heeft alles gelezen: over evolutie, de ontwikkeling van talen in de afgelopen tienduizend jaar, de rol van taal in de samenleving, en hoe taal bijvoorbeeld de manier beïnvloedt waarop een individu de wereld om zich heen ervaart. Er lijkt geen artikel of boek over taal in de afgelopen jaren verschenen te zijn dat Van de Velde niet gelezen heeft.

En dan nog klaagt hij aan het eind van het 240 pagina's tellende boek dat hij niet alles heeft kunnen behandelen.

Apodictisch

Maar Van de Veldes liefde betreft niet alleen taal als onderwerp, maar ook als instrument. Je voelt het plezier dat hij heeft beleefd aan zinnen als:

Het eindeloze gepalaver van mensen, inclusief het complexe proza van Tacitus of John Milton, is in de oren van een primaat een ontspoord kindertaaltje, dat uit schattige kinderlippen komt. Zelfs Jason Statham, Jack Nicholson of Mike Tyson zijn vertederende kleuters in de ogen van de zilverruggorilla’s in de Oegandese mist.

of

De werkelijkheid klettert in kleine regendruppeltjes neer op het netvlies. Geluidsgolven rollen tegen het trommelvlies en komen in het slakkenhuis in het binnenoor terecht. 

Soms slaat Van de Veldes liefde voor formulering misschien wat door. Dan doet hij apodictische uitspraken die hij niet kan onderbouwen:

Taal is een woekerende tumor, waartegenover de mens tot op zekere hoogte machteloos staat. Taal kan niet weggesneden worden uit ons leven. Doordat we ons elke dag met een onachtzame vanzelfsprekendheid bedienen van dit bizarre gedrocht, in elke conversatie, elke belediging, elke strategische zet op het sociale schaakbord, verliezen we soms uit het oog dat we met een ontzagwekkende creatie te maken hebben, waarvan we de historische gelaagdheid niet meer overzien.

Prikkeling 

Hier buitelen de metaforen wel erg uitbundig over elkaar heen, als kalfjes die zich verdringen om als eerste de lentewei in te mogen. Een woekerende tumor met historische gelaagdheid? Dat suggereert op zijn minst dat de mens op de een of andere manier lijdt onder haar taalvermogen, terwijl Van de Velde verder juist uitgebreid en overtuigend uitlegt dat we eigenlijk niet zonder die "tumor" kunnen. Zelf heb ik in ieder geval nooit geleden onder de taal, en ik geloof niet dat Van de Velde dat wel doet.

Maar dat zijn slechts momenten van kortstondige prikkeling, want Wat taal verraadt is verder een feest van, voor en met de taal. Ik heb het met groeiende bewondering gelezen voor een schrijver die zo van taal houdt dat hij zich niet alleen zorgvuldig uitdrukt, maar ook zoveel mogelijk over zijn onderwerp wil weten.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Jan Oegema, Keizersdrama. Lucebert opnieuw, 2024

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.