{P} Peter Middendorp. Noordeloos. Amsterdam, Thomas Rap, 2002.

Nadat je alleen de eerste alinea gelezen hebt, denk je dat je een stilistisch spetterend boek hebt waarin je van elke zin gaat genieten:

Vijf minuten waarin niets gebeurt - als je dood was, had je het verschil niet eens gemerkt. Maar ik ben niet dood. Ik ben Bart Jongevos, achtentwintig jaar, leerling verzetsheld. Met van alles neem ik ruimte in beslag: armen, voeten, gewrichten, spieren, vet en organen. Als je mijn darmen zou uitrollen over de Noorderstraat, kun je het de klanten van Japonnenhuis Jedehu nog moeilijk maken om zonder struikelen buiten te komen.

Helaas blijft het boek niet op dit niveau. (Nu ik het overtik, merk ik trouwens dat je volgens mij moet zeggen: kon je het de klanten van Japonnenhuis Jedehu nog moeilijk maken, zoals het er nu staat is de zin ongrammaticaal.) Toch blijft het wel aardig en wordt het naar het einde toe ook wel weer redelijk spannend. Iemand die wel weet hoe je een verhaal moet vertellen en dat spannend moet doen, maar van wie je je afvraagt of hij zich niet beter op de nonfictie kan richten. Dat gevoel heb je wel vaker: dat het zo jammer is dat zoveel mensen zich geroepen voelen fictie te schrijven omdat dat pas écht schrijven is en er daardoor zoveel talent voor nonfictie verloren gaat, terwijl het in de verzonnen wereld niet goed tot zijn recht komt.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.