Memmen, verleer me de taal van uw hui
die niet botert met wrongel, verhaal
me hoe onder uw romige lommervandaan ik op jacht moest naar spraak
om het zijnde te schiften.Werd huid schors, armen takking van deelzaam
geritsel en struikeling wekkende wortels,vliegden wand voor mijn opper van blad,
plag, mos, waar ik snijdende lijnen kort
in mijn tors, tweevuldig de neg van mijn zakmes.Stremde bloed, wat het zong was uw blauw.
Wordt rokopwaartse blok ooit gestuit, doe in tetragonale
arrondissementen vol jurisprudentie, perfect cycloïden
beschrijvende pendels, ik zaken met hektische vaders.Vooralsnog stem ik in met uw tongen.
Zelden werd de schonkige schoonheid van onze taal zo grandioos gevierd en geëerd. Wat mij betreft, dan. Dat alles gebeurt bovendien ook nog eens in een zeer smaakvol uitgegeven boekje.
Reacties