{P} René van Stipriaan. Het volle leven. Nederlandse literatuur en cultuur ten tijde van de Republiek. Prometheus, 2002. Een boek dat leest als een trein, en een boek waaruit ik veel heb geleerd, bijvoorbeeld over het theatervak, en het boekenvak, en de relatie tussen auteur en uitgever in de zeventiende eeuw (want daarop ligt toch wel heel duidelijk de nadruk; en het is niet overdreven om te zeggen dat de achttiende eeuw er nogal bekaaid vanaf komt). Op van die 'perifere' aspecten ligt de nadruk in dit boek, veel meer dan op de téksten die er in die tijd geschreven werden. Maar dat maakt het geheel wel zo interessant; ik heb echt het idee dat ik de zeventiende eeuw wat beter begrijp nu ik dit boek gelezen heb.
Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.
Met een vertaling van Ton Naaijkens. Dit is het verslag van een mislukking. Paul Celan is een groot dichter die ook in Nederland gerespecteerde liefhebbers heeft, en door een van hen, de hoogleraar Duits en vertaalwetenschap Ton Naaijkens, in het Nederlands is vertaald. Celans verhaal - dat van een Duitstalige Roemeense Jood die na de oorlog het Duits opnieuw moest uitvinden om een glimp de verschrikkingen op te kunnen schrijven - is indrukwekkend, en zijn Verzamelde gedichten zijn in het Nederlands ongehoord prachtig opgeschreven. Maar het boek ziet er ook uit als een brok geblakerd beton, en het is me niet gelukt om er doorheen te breken. Ik begrijp niet wat ik als lezer verondersteld wordt te doen met een gedicht als: Das umhergestossene Immer-Licht, lehmgelb, hinter Planetenhäupten Erfundene Blicke, Seh- narben, ins Raumschiff gekerbt, betteln im Erden- münder. (Het alle kanten op gestoten steeds licht, leemgeel, achter planetenhoofden. Bedachte blikken, kijk- krasse
Reacties