Minimalistisch universum
Dit is misschien wel het beste populair-wetenschappelijke boek dat ik ooit las. Nog nooit begreep ik de relativiteitstheorie zo goed als nu ik de eerste hoofdstukken gelezen heb; en de volgende hoofdstukken maakten ook de quantummechanica en zelfs die snarentheorie een stuk begrijpelijker. De laatste hoofdstukken gaan over de laatste ontwikkelingen, en maken enthousiast voor het fundamentele wetenschappelijke onderzoek, op de rand van wiskunde en empirie.
Wat maakt het boek zo goed? In de eerste plaats werkt de schrijver heel veel met metaforen. Die hebben weinig te maken met het dagelijks leven -- een belangrijk beeld is bijvoorbeeld dat van een mier dat over een bijna eindeloos lange waslijn wandelt. Toch werken die metaforen in ieder geval bij mij heel inzichtelijk, vreemd is dat: door iets onbekends te vergelijken met iets anders onbekends, krijg je toch meer inzicht.
Bovendien is de stijl van het boek zo goed dat ik de eerste helft van het boek ervan overtuigd was dat dit een ervaren wetenschapsjournalist te zijn. Maar in de tweede helft blijkt Greene een vooraanstaand onderzoeker. Dat blijkt doordat hij vertelt over hoe hijzelf het opwindende gevoel heeft gehad kleine doorbraken te bewerkstelligen, niet doordat de tweede helft veel duisterder wordt. Overigens wordt een en ander naar het eind toe wel wat moeilijker te volgen, maar in grote lijnen heb ik nu toch een idee gekregen waar die natuurkundejongens mee bezig zijn.
Als ik zelf zo'n jongen was, zou ik misschien ook wel supersnaartheorie willen doen. Mij spreekt die grote abstractie wel aan, en ik zou denk ik niet aan de kant staan van de mensen die alleen aan zo'n theorie willen werken als er onmiddellijk empirische voorspellingen zijn. Het geheel heeft ook wel wat van het minimalistisch programma in de syntaxis: het is gebaseerd op de gedachte dat onze wereld bij de uiteindelijke analyse wel eenvoudig en elegant móét zijn.
Reacties