Hans Verhagen. Moeder is een rover.

Hans Verhagen. Moeder is een rover. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2004.

Van Hans Verhagen kan ik me al meer dan twintig jaar een zinnetje voor de geest halen: 'met haar mond voor witte chocolade'. Ik hoorde hem ooit een gedicht op de radio voordragen, en daar zat dit zinnetje in. Dat ergerde me en intrigeerde me tegelijkertijd. Ik heb het altijd onthouden, maar nog nooit iets van Verhagen gelezen. Zijn nieuwe bundel (deze) is geloof ik een vernieuwde doorbraak en een redelijk succes. Dat is ook wel terecht, het is een mooie bundel, en hij opent al met een paar regels die bijna net zo onthoudbaar zijn als die zin van twintig jaar geleden. De eerste bijvoorbeeld:

Die het kwade spreken krijgen steeds meer te vertellen
In dit ondermaanse licht ontleend aan schaduwen
anderen de vingers breken tot ze niet meer meetellen
om ooit de sultans ezel voor zich uit te mogen duwen

Verhagens toon houdt het midden tussen die van Lucebert en een schooljongen in een melige bui, en dat is intrigerend. Soms wordt het net iets te flauw:

Nooit van z'n leven viel ooit iemand zo verwoestend
van zijn stoel; neus en oren
her en der gevonden onder sofa of plafond
vlogen als geschoten van m'n smoel
Ontmanteling alom

Toen ik achttien was, of negentien, had ik die laatste regel, met dat potsierlijke woord ontmanteling en het nog potsierlijker alom prachtig gevonden, dat weet ik zeker. Nu vind ik hem alleen maar potsierlijk. En toch is het inspirerend dat iemand als Hans Verhagen hem nog durft op te schrijven. (Net zoals hij over een vlieg durft te grappen dat hij de Libelle leest.)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.