Amélie Nothomb. Stupeur et tremblements. Paris: Albin Michel, 1999.

Met angst en beven dienen Japanners zich traditioneel tot hun bovengeschikten te wenden, maar angst en beven zijn Amélie, de vertelster in dit boek, niet gegeven. Ze gaat in de vroege jaren negentig, toen wij allen jonge twintigers waren, werken bij een Japans bedrijf. Daar wordt ze stelselmatig gekleineerd. Het begint er al mee dat haar eerste baas haar de opdracht geeft om een brief te schrijven aan Adam Smith, dat de golfwedstrijd van zaterdag niet doorgaat. Wie Adam Smith is en in welke verhouding hij staat tot de opdrachtgever, vertelt hij er niet bij. Dus schrijft Amélie vol overgave de ene na de andere versie van de brief: een zakelijke, een romantisch-smachtende, enzovoort. Iedere brief wordt onmiddellijk door de baas verscheurd -- zonder dat hij erbij zegt waarom hij niet deugt. Uiteindelijk krijgt Amélie de taak om de toiletten op haar verdieping te onderhouden, voor iets anders houdt men zo'n vlerk niet geschikt. Ze heeft dan ook al een aantal vreemde, Nothomb-achtige dingen gedaan (zich midden met prullen uit de prullenbak overgoten nadat ze enkele slapeloze nachten heeft geprobeerd boekhoudkundig werk te doen) en ze schikt zich ook weer eigenzinnig in haar lot, in afwachting van het moment dat haar eenjaarlijkse contract is afgelopen en ze met opgeheven hoofd ontslag kan nemen door te beweren dat dit werk haar boven de macht gaat. Bij tijd en wijlen is dit boek enorm grappig -- al staan er soms wel wat lange passages in over de Japanse cultuur, en voel ik me in het algemeen altijd wat ongemakkelijk bij zo'n scherpe satire op een cultuur die de mijne niet is.

Eerder heb ik van dezelfde schrijfster Biographie de la faim had gelezen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.