Michel Houellebecq. La possibilité d'une île. Paris: Fayard, 2005.

Wat een rare schrijver is Michel Houellebecq toch. Hij lijkt het idee te hebben dat het genre van de science fiction de toekomst van de literatuur vertegenwoordigt, en dat het klonen de toekomst van de mensheid is. Hij gelooft niet in de vriendschap, maar wel in de liefde, mits deze (i) gekoppeld is aan seks, óf (ii) gevierd wordt tussen mens en hond.

Het verhaal van La possibilité d'une île is net zo vreemd als de verhalen van de sekte waarop het voor een groot deel gebaseerd is -- de raëlieten: een beroemd cynisch satiricus komt in aanraking met die sekte, en wordt vervolgens een van eersten die een eeuwig leven tegemoet gaat: door steeds zelfmoord te plegen en dan ruimte te geven aan een wetenschappelijk gefabriceerde jongere kopie van zichzelf. Maar tweeduizend jaar later komt de vijfentwintigste kopie erachter dat het geluk ook niet te vinden is in een leven van onthechte contemplatie.

Hoe raar dit allemaal ook is, na honderd bladzijden was ik volledig meegesleept. De kracht van de schrijver spat van de bladzijden af: zijn cynisme, zijn hopeloosheid, zijn wanhopige zoektocht naar de liefde. Wat een rare schrijver is hij -- maar wat een schrijver.

Eerder las ik van Houellebecq Extension du domaine de la lutte, Les particules élémentaires, Lanzarote en Plateforme. Dat zijn al zijn romans.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.