Ingmar Heytze. Utrechtse gedichten. Utrecht: Bijleveld, 2005.

Van Ingmar Heytze lees ik denk ik bijna alles; in het afgelopen jaar in ieder geval Nietsche schrijft een laatste vers en Schaduwboekhouding. Het eerste is, net als Utrechtse gedichten, een gelegenheidswerkje. Het tweede is een echte zelfstandige bundel. Van het eerste was ik niet echt onder de indruk, en de dichter deed me de eer aan om mijn commentaar erop te lezen en zelf ook weer van commentaar te voorzien. Het tweede vond ik prachtig. Hoe zit het nu met de Utrechtse gedichten? Dat lijkt toch wel weer vooral een gelegenheidsboekje te zijn over Heytzes stad, de stad waar hij woont en die hij zelden of nooit verlaat. De liefde voor een stad of voor gebouwen in een stad blijft alleen helaas uiteindelijk toch te abstract:

Utrecht is een grijze dame met een opgebroken hart.
Utrecht is een toverstad waar baksteen groeit tot kathedralen
Utrecht is een pleisterplaats voor magistralen, zenuwlijders,
zakkenwassers, zakkenvullers, dromers en vandalen.

De eerste vergelijking vind ik niet heel erg verrassend, de tweede begrijp ik niet zo goed, en de opsomming aan het eind is te weinig specifiek om een beeld van Utrecht op te roepen. Hopelijk komt er snel weer een echte bundel van Heytze!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.