Mark Boog. De encyclopedie van de grote woorden. Gedichten. Amsterdam: Cossee, 2005.
Daar komt nog bij dat ook vormelijk de gedichten er de aandacht op vestigen dat ze gemaakt zijn. Bijna ieder gedicht heeft wel een duidelijk geconstrueerde strofenbouw (sommige bestaan bijvoorbeeld uit vier keer drie regels, anderen uit twee kwatrijnen en twee terzinen; er wordt overigens nergens echt gerijmd). Het draagt allemaal wel erg bij aan het gevoel een virtuoos vertoon van kunnen te zien, en dat maakt het dan weer moeilijk om te worden meegesleept. Een enkele keer lukt dat dan trouwens toch weer wel, bijvoorbeeld in het Shakespeareaanse Gramschap (één strofe en met alliteratie en zelfs wat eindrijm):
Haal gram. Doe wild de woede bloeien,
verhef de toorn, vat vlam, verpletter vijand
en voorbijganger, verteer het eigen hart
en schroei de valse uren tot ze braak en zwart,
verloren liggen. Win. Vertrouw de zachtheid niet,
ze sust en streelt en slaat dan toe door te
verdwijnen: bitter gif. Sla harder dan de ander
en sla eerder. Een uitgestoken hand bevat
een dolk of is er een. Een glimlach tast geduldig af,
vindt zwakke punten en verraadt. Hordes volgen,
aangevoerd door, groter dan de gramschap,
alledag, die zich ontdoet, die achteloos vertrapt.
En ook overigens bevat de bundel af en toe echt Boogiaanse citaten, van die dingen die zo enorm waar zijn dat je niet begrijpt dat ze pas in 2005 zijn geformuleerd: " Van natuur, dat wat bijgeknipt moet worden, krijgen we niet snel genoeg", "Waanzin is een huis. Trap de deuren in en woon", "Weer bijzonder diepzinnig geweest vandaag."
Het werk van Mark Boog is altijd de moeite waard. Ik kan het weten, want ik heb al zijn boeken gelezen; ik besprak hier eerder zijn roman De helft van liefde.
Reacties