Frederik van Eeden. Van de koele Meren des Doods. Amsterdam-Sloterdijk: N.V. Wereldbibliotheek, 1935 (1900).

Nog nooit had ik deze klassieker uit de Nederlandse literatuur gelezen, en toen ik tot driekwart gevorderd was, dacht ik dat dit een schande was. En ik was blij: wat een prachtig, treurig boek had ik ontdekt! Mooier dan Portrait of a lady! Als dit in een wereldtaal was uitgegeven, nou dan!

Helaas heeft het boek ook nog een einde, en dat einde is dat van een bekeringsgeschiedenis van de Evangelische Omroep: een labiele vrouw heeft haar heil gezocht in drugs en ontrouw en ander duisters, maar vindt uiteindelijk de ware vrede bij Hem. Maar dat iemand die ernstig in de war is zich kan bekeren, maakt op mij weinig indruk. Bovendien maakt dat het hele boek uiteindelijk te zoet: de heldin sterft weliswaar jong, maar weinig indrukwekkend, aan een toevallige longontsteking. Terwijl ze natuurlijk die koele meren in had moeten stappen, en dan had moeten aanspoelen aan de voeten van een geliefde, ik noem maar wat!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.