Daniel Gilbert. Stumbling on happiness. London: HarperPresss, 2006.

"Fantastic", roept Steve Levitt uit op het omslag van dit boek. En: "Ceaselessly entertaining". Levitt is een van de auteurs van Freakonomics, een boek dat ik niet zo lang geleden las, en niet tot mijn verdriet. Toch heeft die flaptekst aantoonbaar geen effect gehad op mijn koopgedrag: toen ik Stumbling on happiness aanschafte, kon ik die woorden niet eens lezen, want het omslag was een klein plaatje op Amazon. Eigenlijk heb ik dit boek alleen gekocht omdat de internetboekhandel een voordelige package deal aanbood met het boek The Happiness Hypothesis van Jonathan Haidt.

Het heeft enige tijd geduurd voordat ik het boek begon te lezen, en daar waren twee redenen voor, die allebei achteraf onzinnig zijn. De eerste reden was dat ik net het boek van Haidt gelezen had, en bang was dat dit iets soortgelijks zou zijn. Stumbling on happiness gaat maar ten dele over het geluk. Het gaat vooral over iets anders: over hoe onze hersenen ons de hele tijd bedriegen, zodat we nauwelijks kunnen voorspellen wat ons precies gelukkig of ongelukkig zal maken, of wat ons in het verleden gelukkig of ongelukkig heeft gemaakt. Hij heeft spectaculaire kleine voorbeelden: stel je voor dat je morgenavond spaghetti zou eten, zou je dat dan lekker vinden? Het rare is dat ieder mens zich bij die vraag meteen een concreet bord met spaghetti begint voor te stellen, inclusief een bepaald soort saus en ook een setting waarin die spaghetti gegeten wordt. Het antwoord op de vraag of je dat lekker zou vinden, is afhankelijk van allerlei van dat soort details, maar dat besef je eigenlijk niet eens als je daarover nadenkt.

Een grappig verschil tussen de twee boeken: uit wat Haidt schrijft kun je concluderen dat het je genen zijn die je ongelukkig maken, omdat ze je bijvoorbeeld kinderen laten krijgen. Voor Gilbert zijn het de maatschappij en de economie die ons dat soort ideeën opdringen: een samenleving waarin dat idee niet wordt overgedragen, heft zichzelf op. Beide auteurs gebruiken het idee van de evolutie, maar voor Haidt zijn het de kleine genen en voor Gilbert de grote economie die de mens tegen zijn eigenbelang in laten rennen.

De tweede reden was dat ik een paar kleine stukjes in Gilberts boek gelezen had en dacht dat het té luidruchtig grappig zou zijn. Dat is niet het geval. Wel maakt Gilbert allemaal grapjes waar ik niet echt om hoef te lachen, maar alles bij elkaar spat er toch vooral het plezier vanaf om te mogen schrijven: "My friends tell me that I have a tendency to point out problems without offering solutions, but they never tell me what I should do about it."

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.