Bernlef. De pianoman. Amsterdam: Querido/CPNB, 2008.

Bernlef. Pianoman Een jongeman wordt ergens in Engeland aangetroffen. Hij spreekt geen woord, maar tekent wel een piano op een stuk papier. Als men hem dan ook een piano geeft, blijkt hij er een beetje op te kunnen spelen. Dat verhaal bereikt de media, de jongen wordt 'de pianoman' genoemd, in heel Europa lijkt men hem te herkennen, maar uiteindelijk blijkt hij een boerenjongen, die weggelopen is van huis.

Tja, waren hebben we dat verhaal eerder gehoord? Oh ja, natuurlijk, op het nieuws. Een paar jaar geleden is dit allemaal echt gebeurd. Nu heeft de schrijver Bernlef er een boekenweekgeschenk van gemaakt. Naar verluid werd Bernlef vooral geïntrigeerd door het zwijgen van die jonge pianoman — hij heeft er een verhaal gemaakt dat volgens een recensie die ik ergens las 'een ode aan de taal' is.

Dat is dan wel een ode van iemand die niet echt veel verstand heeft van taal en ook niet de moeite heeft genomen zich er in te verdiepen. Ach ja, hij is schrijver, he, dan weet je waarschijnlijk alles al. Zo denkt Bernlef kennelijk dat mensen in noord-Nederland echt nooit wat zeggen — vandaar dat hij zijn boerenzoon waarschijnlijk daar geboren laat worden, in plaats van in Beieren, zoals de echte pianoman. Omdat zijn ouders nooit wat zeggen, leert de jongen pas laat en heel gebrekkig zijn moedertaal. Dat is wel een heel bizar gegeven, en volgens mij in de geschiedenis nog niet voorgekomen. Er zijn wel zogenoemde wolfskinderen zoals het meisje Genie, dat inderdaad nooit meer haar taal leerde omdat haar ouders nooit tegen haar spraken — haar vader blafte alleen af en toe, als een hond. Maar Genie was pas een jaar of twaalf toen ze vrijkwam, terwijl Bernlefs pianoman Thomas alleen een paar jaar als kleuter een beetje geïsoleerd is geweest.

Verder blijkt Thomas een beetje Engels te kennen, namelijk een paar woorden, maar die woorden weet hij dan wel kennelijk steeds feilloos uit de context te halen. Het effect dat je als heel beginnende leerder van een taal nauwelijks kunt horen waar het ene woord begint en het andere eindigt, dat deert Thomas niet.

Ach, biologen zitten altijd te zeuren als er eens een paardebloem buiten het seizoen in bloei staat, misschien moet dit taalkundige gezeur daar ook onder gerekend worden. Maar dan gaat dit boek wel helemaal over een paardebloem in december, zonder dat wordt opgemerkt hoe vreemd dat is. Ach, nou ja.

Oh ja, nog een ding: wat hebben al die schrijvers toch met die voor- en achternamen? Een tijdje geleden schreef ik alover A.F.Th. die zijn novelle Mim ineens uitgaf onder de volledige naam A.F.Th. van der Heijden. J. Bernlef heeft dan weer een paar jaar geleden besloten dat hij alleen de achternaam 'Bernlef' zou gebruiken, maar op de een of andere manier heb ik hier een gesigneerd exemplaar van De pianoman; gesigneerd door 'Henk Bernlef'. Terwijl dat Bernlef nog niet eens zijn naam uit de burgerlijke stand is. Begrijpt u het of begrijp ik het.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.