Lev Tolstoj. De dood van Ivan Iljitsj. Amsterdam: Meulenhoff, 2007 (1886).
Vertaling: Arthur Langeveld
Nadat je De dood van Ivan Iljitsj gelezen hebt, wil je meteen weer opnieuw beginnen met lezen. Op de laatste bladzijden is Ivan doodgegaan, en op de eerste bladzijden wordt daarop gereageerd door zijn collega's van de rechtbank op de manier waarop hijzelf een maanden eerder op een soortgelijk bericht zou hebben gereageerd. In de eerste plaats denkt iedereen aan de promotiekansen die deze dood biedt. In de tweede plaats is iedereen verheugd 'dat híj gestorven was en niet ik'.
En als je dat begin dan nog een keer gelezen hebt, wil je eigenlijk weer opnieuw beginnen, want deze novelle zit zo vol kleine observaties van het vreselijke karakter van de mens dat je er een beetje vrolijk van wordt: de vreugde die Ivan heeft van de macht die hij bezit over anderen en de hij doorvoelt, juist door geen gebruik te maken van de macht; de machteloosheid van zijn vrouw om uit haar eenmaal aangenomen houding te stappen dat Ivan toch alles wel een beetje aan zichzelf te danken heeft, als hij niet doet wat de doktoren zeggen; de onmogelijkheid van Ivan om zelfs in zijn laatste momenten oprecht te zijn en niet net te doen alsof politiek iets belangrijks is.
Ik las een interview met Philip Roth, naar aanleiding van diens Everyman, een ander boekje over een man die dood gaat. Roth zegt daarin dat hij vindt dat het einde dit boekje verpest: het einde waarin de hoofdpersoon tot het inzicht komt dat zijn hele 'goede' leven van een fatsoenlijk man en redelijk succesvol ambtenaar uiteindelijk niets voorstelt. Ik ben het niet met Roth eens. Ik snap wel dat het jammer is dat zo'n inzicht expliciet wordt gemaakt; maar juist dat Iljitsj dat allemaal ook nog eens bedenken moet maakt het extra treurig. Voor mij is dat in ieder geval altijd een schrikbeeld geweest: er aan het eind van je leven achterkomen dat het allemaal niets voor heeft gesteld.
Reacties