Marcel Cobussen. Tresholds. Rethinking Spirituality Through Music. Alderhot: Ashgate, 2008.
Het kost voor de onbevangen lezer wat tijd voor hij begrijpt wat voor boek hij in handen heeft, wat Cobussen wil. Oorspronkelijk had ik Tresholds tot onderwerp willen maken van deze rubriek in december vorig jaar. Ik vond de eerste drempels toen te hoog en koos voor de Kamasoetra. Nu is het me wel gelukt: ik heb het hele boek gelezen en ik vond het prachtig.
De vorm van het boek is ongebruikelijk. Het bestaat uit 13 hoofdstukken die de auteur ‘drempels’ noemt en die overpeinzingen zijn over de raakvlakken tussen spiritualiteit en muziek. De auteur haalt er een groot aantal denkers bij – van Adorno via Barthes tot en met Wittgenstein – en hij analyseert allerlei soorten muziek – het soort tonale, langzame, harmonieuze muziek van Pärt die tot de Nieuwe Spirituelen gerekend wordt, maar ook van muziek die je op het eerste gehoor helemaal niet spiritueel zou noemen, zoals de volkomen vrije jazzimprovisaties van de late John Coltrane.
Cobussen heeft een prettig nuchtere manier van schrijven over het onzegbare. Spiritualiteit is voor hem niet per se gekoppeld aan goddelijke zaken. De verstandelijke vermogens van de mens zijn – net als die van pakweg de spitsmuis en het kanarievogeltje – waarschijnlijk te gering om de wereld echt te begrijpen of in woorden te vatten. Maar af en toe kun je een ervaring krijgen van aspecten van de werkelijkheid die nét buiten dat kader vallen. Dat is dan een spirituele ervaring, een aanraking van het grensgebied dat we net niet meer begrijpen. (Er zijn waarschijnlijk ook dingen die er ver buiten vallen, maar daar hebben we per definitie geen idee van).
Dat grensgebied bevat volgens Cobussen niet noodzakelijkerwijs uitsluitend prettige warme gevoelens die veroorzaakt worden door de Eenheid van het Al. Het kan net zo goed gaan over chaos en onrust. Het is onzinnig om het buitengewone te willen afbakenen. Vandaar dat hij zich ongemakkelijk voelt bij de term ‘Nieuwe Spiritualiteit’ omdat die impliceert dat andere muziekstijlen geen spirituele ervaringen kunnen oproepen. Naar zijn idee perkt dat het onzegbare te veel in. Iedere muziekvorm kan in ieder geval in principe die combinatie van gevoelens van orde en onbegrijpelijkheid oproepen.
Om iets te begrijpen heeft het menselijk brein kaders nodig – maar de werkelijkheid treedt noodzakelijkerwijs af en toe buiten die kaders. In Thresholds breekt de auteur allerlei kaders open, niet alleen die van de wetenschap naar het spirituele – maar ook dat van wat wel of niet spiritueel genoemd kan worden, wat precies spirituele muziek is, of hoe een wetenschappelijke studie eruit mag zien. Dat is even wennen, de auteur is nadrukkelijk de hele tijd aan het bewegen en nauwelijks te vatten en al helemaal niet samen te vatten in een rubriek als deze.
Ook de vreemde vorm hoort er dus bij. Ik neem aan dat het een zekere moed vereist om een boek als dit te schrijven in een tijd waarin hoe langer hoe meer het artikel in het peer-reviewed tijdschrift als het enige acceptabele publicatiemedium voor de onderzoeker wordt beschouwd, met een inleiding, een beschrijving van een experiment, een ‘discussion’ en een ‘conclusie’.
Een van de mooiste drempels vind ik uiteindelijk die waarin de muziek van (toch weer) Pärt wordt geanalyseerd, met name een stuk dat ‘Sarah Was 90 Years Old’ heet. Cobussen laat in een minutieuze analyse van dat stuk zien dat het Pärt uiteindelijk veel minder te doen is om het creëren van mooie melodieën waarin je kunt mijmeren; dat zijn muziek cirkelt om hetgeen waar het hem eigenlijk om te doen is, de stilte. Temidden van al die geordende muziek is de stilte de onrust. Luisteren is volgens Cobussen de sleutel tot het verband tussen spiritualiteit en muziek: om een aantal redenen is het minder analyserend dan kijken (je kunt je ogen bewegen over een oppervlakte, je kunt ze focussen op details, maar het oor is passiever en vangt op wat er toevallig inkomt; klanken kun je analyseren maar ook ondergaan).
Zoals ook de schrijver van deze wonderlijke studie uiteindelijk het woord teruggeeft aan het onzegbare: “A work which has as its purpose to rethink spirituality through music cannot be a conclusive product consisting of finished, resolved, encompassed thinking; it sets up a way of thinking itself. Therefore, this writing remains unfinished, lingering in the transitory passage between origin and conclusion, vibrating between coming and going, at the articulation between what absents itself and what presents itself, so as to remain underway.”
Reacties