Etgar Keret. Pizzeria Kamikaze. Amsterdam: Podium, 2001 (1998).
Wat zijn de jaren negentig toch alweer lang geleden. Dat is zo'n beetje het enige echte gevoel dat ik heb overgehouden aan dit boekje met verhalen dat ik een tijdje geleden kocht op een station omdat ik moest wachten. Het boekje ziet er grappig uit, het bevat enkele korte verhalen en een novelle en volgens de flaptekst is het werk van Keret 'tot tranen toe grappig en tot lachen toe droevig'. Maar ik hoefte niet te huilen en ik hoefde niet te glimlachen. Het raakte me allemaal niet, de enigszins hysterische stijl, de manier waarop de personages de hele tijd extravert zijn op een vreemde manier of vreemd op een extraverte manier.
De novelle gaat over een paar jongens die zelfmoord hebben gepleegd en erachter komen dat het leven na de dood precies hetzelfde is, in een soort Israël met alleen maar andere zelfmoordenaars (inclusief natuurlijk de incidentele terrorist die moet toegeven dat er van die zeventig maagden nog niet veel terecht is gekomen).
Het klinkt allemaal naar tien jaar geleden, het experiment met het stripverhaalachtige, het luidkeels absurde. De schrijver, Etgar Keret, is een generatiegenoot van mij, en hij klinkt zoals wij klonken toen we dertig waren en nog geen plaats hadden op de wereld omdat de babyboomers nog alomtegenwoordig waren, en we dachten dat we heel excentriek moesten doen om een 'eigen plek' te verwerven, dat je je wanhoop vorm moest geven door hem demonstratief te overschreeuwen. Hoe zou het nu met Keret gaan?
Reacties