Marcel Barnard en Gerda van de Haar (red.) De Bijbel cultureel. De Bijbel in de kunsten van de twintigste eeuw. Zoetermeer: Meinema en Kapellen: Pelckmans, 2009.

Marcel Barnard en Gerda van de Haar (red.) De Bijbel cultureel Zes kunstvormen worden er besproken in De Bijbel cultureel: beeldende kunst, film, theater, klassieke muziek, popmuziek en literatuur. Het boek is echter georganiseerd volgens 67 trefwoorden die min of meer gerangschikt zijn in de volgorde waarin ze in de bijbel voorkomen: van schepping en paradijs via Mozes, Job, de psalmen, Maria, de bergrede naar het hemelse Jeruzalem.

Bij ieder trefwoord wordt er enkele kunstwerken beschreven, waarvan een wat uitgebreider, en verder is er een essay over (minstens) een van de kunstvormen. Trefwoord 22 is bijvoorbeeld Psalm 130 en daarbij wordt gewag gemaakt van het album Otis Blue van Otis Redding, van het schilderij De Profundis van Georges Rouault, van het koorwerk Psaume 130 van Lili Boulanger, het kamerstuk Leben ohne Weihnacht van Gija Kantsjeli en het gedicht 'Naar psalm 130' ('Waar ik u aanroep is diepte') van Lloyd Haft, tot enkele jaren geleden verbonden aan deze universiteit. Het essay gaat over de talloze componisten die in de twintigste eeuw De Profundis op muziek zetten, te beginnen met Arnold Schönberg.

Op de een of andere manier zetten dit soort overzichtswerken altijd aan tot zeuren, zo van, ik begrijp niet waarom er zo nodig popmuziek in moet en waarom wordt Llyod Haft wel genoemd en Gerard Reve niet ('In de stilte van de nacht. Uit de diepten. Nadat hij 9 dagen aan één stuk gedronken had, maar je kon niets aan hem zien'), of waarom wordt van de brilante Griekse romanschrijver Nikos Kazantzakis wel Christus wordt weer gekruisigd besproken, maar De Laatste Verleiding overgeslagen, terwijl dan weer wel Scorceses verfilming wordt besproken. Dat is natuurlijk onredelijk. Het is vooral prachtig om al die verschillende kunstvormen naast elkaar te zien, en te zien hoe ze zich aan elkaar spiegelen en hoe ze met elkaar in verband hebben gestaan.

Er staan ook allerlei verrassingen in het boek. Bij Klaagliederen van Jeremia wordt bijvoorbeeld het gelijknamige toneelstuk genoemd dat Gerardjan Rijnders in 1994 bij Toneelgroep Amsterdam uitbracht. Dat heb ik indertijd gezien! Ik kan niet beweren dat ik er iedere dag aan terugdenk, maar dat stuk, waarin niet veel meer gebeurde dan dat de acteurs de lange jammerklachten uit het bijbelboek uitspraken is me wel bijgebleven. Wat fijn dat dit nu in een boek beschreven wordt. Hoe documenteren die theaterwetenschappers zich eigenlijk?

Veel verband tussen alle verschillende beschrijvingen van en beschouwingen over kunstwerken is er niet, maar dat draagt juist bij aan een gevoel van rijkdom en overdaad. Wat is die bijbel toch een onvolspelbare bron geweest van veel moois! (En ook nog van popmuziek!) Ook de inviduele bijdragen hebben soms dat karakter van een hoorn des overvloeds. Dat geldt zeker voor die van Goedegebuure, die bijvoorbeeld bij het onderwerp Olijvenhof komt met een prachtige kleine beschouwing over Nederlandse schrijvers als Multatuli, Willem Kloos en Lucebert die zich op de een of andere manier met de lijdende Christus vereenzelvigden. Goedegebuures essay over Jona is helemaal een tour de force. Hij begint met de beroemde preek over dat bijbelboek in het boek Moby Dick en komt vandaaruit bij Maarten Biesheuvel die ooit een verhaal heeft geschreven dat een reactie is op dat boek (Moby God).

Bij dat alles kun je je wel afvragen wat al die beelden, films, composities en boeken nu precies met elkaar te maken hebben, en in hoeverre de bijbel nu werkelijk een unieke inspiratiebron is geweest. Een van de muziekessays gaat zelfs over de vraag hoe het komt dat de Bijbel nauwelijks een inspiratiebron is geweest voor modernistische auteurs — alsof dat op zich iets bijzonders is. Daar klinkt dan even een soortgelijk onbegrip voor de moderne mens die eenvoudigweg niet bezig is met de christelijke traditie als in Science and Religion in Context.

Goedegebuure zegt daar interessante dingen over in zijn inleiding op het hele boek. Hij wijst erop dat heel veel twintigste-eeuwse literatuur de vorm aannam van een parodie: de beroemdste roman van die eeuw (Ulysses) is te lezen als een parodie op de Odyssee en zo wordt de bijbel niet zozeer ernstig geparafraseerd alswel vooral geparodieerd. In het hoofdstuk over het laatste avondmaal vinden we daarvan een goed voorbeeld uit een andere kunstvorm. De luie agnost Andy Warhol maakte een expositie maakte met reproducties van Leonardo's schilderij over dit onderwerp. Op de vraag waarom hij dat zo had gedaan, antwoordde Warhol: "It's a good picture. It's something you see all the time. You don't think about it."

Reacties

Koen zei…
Multatuli, Moby Dick, Klassieke muziek, Schönberg, Da Vinci, Lucebert, Odyssee; je noemt in no-time een aantal onderwerpen waar ik me de laatste tijd in meer of mindere mate mee bezig heb gehouden. Zie mijn blog bijvoorbeeld. Lijkt me een machtig interessant boek. Bedankt voor de tip!

groet,

Koen

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.