A.L. Sötemann. De structuur van Max Havelaar. Bijdrage tot het onderzoek naar de interpretatie en evaluatie van de roman. Leiden: DBNL, 2008 (1966)
Ik wil niet flauw doen, maar Sötemanns boek is vooral zo structuurloos. Hij neemt een aantal op het eerste gezicht tamelijk willekeurige structuuraspecten van Max Havelaar en onderzoekt die door vooral heel veel voorbeelden te geven, die dan echter bijvoorbeeld weer niet worden gekarakteriseerd. Welke conclusies men vervolgens uit deze manier van handelen moet trekken, behalve dat inderdaad kundig is aangetoond dat het boek heel knap in elkaar zit, kom je eigenlijk niet te weten. Hoewel Sötemann zijn betoog net als Multatuli af en toe rijkelijk lardeert met buitenlandse citaten, in zijn geval komend uit andere literatuurwetenschappelijke literatuur, wordt mij in ieder geval niet heel erg duidelijk in hoeverre de literatuurwetenschap in zijn geheel nu opschiet met zo'n individuele analyse van een meesterwerk. Een kader ontbreekt en daarmee krijgt de hele analyse iets willekeurigs.
Uiteindelijk heb ik het boek vooral uitgelezen om nog iets langer te kunnen nadenken over Max Havelaar, dat ik vorige week las. Sötemann beschrijft vooral wat voor effect het boek op de lezer in 1860 moet hebben gehad, en hoewel ik daar wel wat van heb geleerd (dat makelaars in koffie in die tijd algemeen al als minderwaardig werden beschouwd bijvoorbeeld) is dat niet de vraag die mij het meest interesseert. Ik vind het leuker om na te denken waarom het boek nu nog steeds zo mooi is. Dat dit komt door de centrale boodschap (dat het nodig is om rechtvaardig te leven, dat Max Havelaar zo'n prachtkerel was), geloof ik niet. Het moet iets zijn in de veelgeprezen stijl, maar wat is dat? Ik kan de vinger er ook niet op leggen, maar in ieder geval zie je dat wat mij betreft een van de centrale thema's van het boek is (de vraag hoe je toch een verhaal moet vertellen), zelfs op het niveau van de individuele zin terug komen. De grapjes die gemaakt worden met Droogstoppel die af emn toe vermeldt dat zijn zoon Frits andere woorden gebruikt dan hij, en die zich verduidelijkt middels de frase 'meen ik':
Er wordt daar gesproken van een kind dat aan de borst van de moeder ligt - dit kan er dóór - maar: "dat ter-nauwer-nood aan den moederlyken schoot onttogen is" zie, dit vond ik niet goed--om daarover te spreken, meen ik - en myn vrouw ook niet.
Maar bij dat alles blijf je toch betrekkelijk machteloos staan tegenover het wonder dat zich voltrekt, het eigenaardige feit dat zelfs de uit hun band gerukte citaten uit de Max Havelaar in Sötemanns boek de dag opfleuren.
Reacties
Dezelfde ideeën over rechtvaardigheid staan bijvoorbeeld ook in zijn _Ideën_, maar worden dan gauw te drammerig om prettig leesbaar te blijven. Go figure...
groet,
Koen