Denis Diderot. Jacques le fataliste et son maître. Paris: Immateriel.fr, 2004 (1796)
Dit is een verdrietig stukje. Mij is overkomen waar iedere herlezer voor vreest: ik ben een boek kwijtgeraakt.
Jacques le fataliste was misschien wel de allereerste klassieker die ik ooit las. Ik had het boek als scholier gekregen van de Franse ambassade, als prijs, omdat ik de beste van de klas was in Frans (of zoiets, ik weet het niet meer precies) en heb het voor mijn eindexamen gelezen. Ik vond het prachtig, precies het soort boek dat bij iemand de liefde voor de letteren kan doen gloeien. Het vertelplezier spatte ervan af, en ineens kwam de achttiende eeuw heel dichtbij. De mensen die toen leefden, bleken ook mensen, met een liefdesleven, en met humor, en met gedachten over hoe het nu allemaal moest in de wereld.
Ach, ach. Nu ik het dan eindelijk herlas, vele honderden boeken later, die ik deels misschien wel ben gaan lezen omdat ik Jacques le fataliste ooit zo mooi vond, nu kon ik mijn gedachten er niet meer bij houden. Ik begrijp eigenlijk vooral niet wat ik nu met dit boek aan moet: is het inderdaad grappig? Of filosofisch? Maar ik hoef niet te lachen, en kom ook niet op gedachten. Ik heb wel wat dingen om het boek heen gelezen, en Diderot lijkt me een heel interessante man geweest, van wie ik best een goede biografie zou lezen, maar Jacques le fataliste bleek een deceptie van jewelste. Het boek heeft vooral iets enorm gemaakts en bedachts gekregen. Helaas, soms gaan de mooiste dingen verloren. Dat is het noodlot, zou Jacques zeggen, maar mij stemt het vandaag een beetje treurig.
Reacties