Astrid Lindgren. Pippi Langkous. Amsterdam: Ploegsma, 2009 (1945-1948)
Een paar maanden geleden heb ik toevallig de Nederlandse musicalversie gezien, met mijn neefje en nichtje, en daarin is Pippi ook niet zo sterk. Misschien is dat om praktische redenen - zie maar eens een boef drie meter de lucht in te gooien in het theater - maar misschien hadden de scenarioschrijvers ook hetzelfde gevoel, dat het jammer is dat Pippi zo sterk was.
Maar terwijl ik vorderde in Pippi's avonturen, begon ik erover na te denken: waarom zou het wel jammer zijn dat een personage heel sterk is, maar niet dat ze heel slim is, of dat ze de beschikking heeft over een eindeloze verzameling gouden munten, of zelfs dat ze geen enkel probleem heeft met eenzaamheid of anders zijn dan anderen?
Pippi Langkous is een sprookje waarin niet eens alles aan het eind hoeft goed te komen, omdat het allemaal de hele tijd al goed is. "Ik richt de wereld in, diedeldoedel naar mijn eigen zin." Pippi kan dat omdat ze zo sterk en rijk en slim is. Ze mag dat omdat ze zo origineel en sprankelend is.
Reacties
groet,
Koen