Louis Couperus. De boeken der kleine zielen. DBNL, 2004 (1903).

"Het blijft alles heel bedaard en wat gij verneemt heeft het behagelijke van het spreken van een wel-opgevoed man," schreef Lodewijk van Deijssel bij verschijnen in 1903 over De boeken der kleine zielen. Hij vond het boek goed in elkaar zitten, behagelijk, misschien geen grote kunst, maar echt iets om te lezen als je even behoefte had aan iets beschaafds.

Hoe anders denken we er nu over. Als er één boek uit 1903 nog gelezen wordt, is het natuurlijk Kleine zielen — veel meer dan alle grepen naar de hoge kunst waar Van Deijssel in die jaren van genoot.

Het oordeel dat het 'behagelijk' is, is volgens mij ook moeilijk vol te houden. Er wordt in dit boek enorm geworsteld met de vraag, hoe te leven? En dan vooral: hoe te leven als men géén hemelbestormend genie is, maar slechts een kleine ziel. De ene persoon -Brauws- probeert het door socialist te worden en zich af te zetten tegen zijn milieu; de ander door een verhouding te beginnen met een vriendin van vroeger; een derde door dokter te worden en zijn hele leven te leiden in dienst van anderen, zijn patiënten, zijn familie. Er worden tientallen wegen naar het geluk beproefd in dit boek, en niemand wordt echt gelukkig.

Kleine zielen laat het menselijk getob zijn in allerlei hoedanigheden - het is zelfs honderd jaar later nog ontstellend hoeveel buitenechtelijke relaties er begonnen worden, al worden deze dan ook niet geconsumeerd - en wel het getob van de kleine ziel. Er is er slechts een die zelfmoord pleegt en dat is degene die aan de buitenkant het evenwichtigst lijkt. Een verschil tussen de moderne lezer en Lodewijk van Deijssel is misschien wel dat wij ons meer hebben neergelegd bij het feit dat wij óók kleine zielen zijn, en ook worstelen. Hoewel, wij? Waarschijnlijk hebben in die tijd veel lezers het ook wel gezien.

De mooiste romans vind ik de romans waarin je een kwestie vanuit het standpunt van allerlei personen kunt zien, en dus kunt zien dat iedereen tegelijk gelijk heeft en dus niemand. Couperus is zo'n klassieke roman, al haalt hij misschien net het niveau niet van Tolstoj of Thomas Mann - een enkele keer (slechts een heel enkele keer, maar toch) krijg je het gevoel dat je naar een marionettentheater kijkt, waarin de romanpersonages laten zien wat de schrijver denkt. Daarna is het dan trouwens wel weer snel genieten van wat je allemaal voorgeschoteld krijgt - een familie waarvan je ieder lid leert kennen, een familie die je niet snel zult vergeten.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.