Quintus Horatius Flaccus. Verzamelde gedichten. Historische Uitgeverij, Groningen, 2003 (1e eeuw v. Chr.)

Vertaling: Piet Schrijvers

Wanneer kun je zeggen dat je het verzameld werk van een klassieke dichter uit hebt? Voor de meeste mensen is zoiets natuurlijk geen probleem - het wordt het ineens als je een weblog hebt waarin je iets opschrijft over boeken die je zojuist hebt uitgelezen.

Het moment komt wat mij betreft in het geval van Horatius misschien wel nooit. Ooit heb ik hem geadopteerd als favoriete dichter, zonder eigenlijk veel van hem te weten. En jarenlang heb ik me beperkt tot wat waarschijnlijk allerwegen wel als de kern van zijn werk beschouwd wordt: de oden, waarvan ik heel veel flarden en sommige hele gedichten uit mijn hoofd ken.

Maanden geleden besloot ik dat ik de rest van zijn werk nu ook eens systematisch door moest nemen en dus begon ik op bladzijde 1 van Piet Schrijvers' vertaling van de Verzamelde gedichten die ik al jaren in huis heb — de vertaling is van 2003, het zou me niet verbazen als bleek dat ik ze toen ook gekocht heb.

Dat systematische heb ik niet heel lang volgehouden. Op een bepaald moment begin je toch heen en weer te springen, waarbij de verleiding voor mij groot was om steeds ergens in het midden uit te komen, bij de oden. In die gedichten legde Horatius zich erop toe om de Griekse lyrische dichtkunst van onder andere Sappho te evenaren. Hij deed dat door thema's uit die dichtkunst te nemen – de liefde, het verkieslijke van het simpele leven op het land – en die in allerlei tamelijk ingewikkelde versvormen te gieten die Latijnse equivalenten moesten zijn van de ingewikkelde vormen die zijn voorgangers in het Grieks hadden gebruikt: ingewikkelde patronen van lange en korte lettergrepen, met soms voor iedere versregel weer een andere maat.

Veel van Horatius' andere werk zit eenvoudiger in elkaar: lange en korte lettergrepen wisselen elkaar af, en iedere regel heeft hetzelfde patroon als de vorige en de volgende. De onderwerpen zijn ook vaak wat alledaagser: scheldkannonades op aftandse wijven, praatjes met de buurman, een verhaal over iemand die hem tegenkomt en die begint te slijmen.

Toch vind ik dat andere werk vaak wat moeilijker te plaatsen. Je hebt het geval dat er de hele tijd naar allerlei zaken verwezen wordt - actuele toestanden, politiek, dingen die misschien in Horatius' vriendenkring speelden, weet ik veel - waar ik te weinig van weet om alles goed te kunnen appreciëren. Veel van de iamben en brieven maken op mij ook de indruk van vergaarbakken met van alles en nog wat - ongetwijfeld heel spitsvondig gezegd, maar ook dat vind ik weer moeilijk te beoordelen nu ik de omgangstaal niet ken.

De vertaling van Piet Schrijvers is, denk ik, heel goed, maar het is bijzonder jammer dat er geen echte toelichtingen gegeven worden. De tekst die er staat wordt vertaald, maar het is een illusie dat hij daarmee voor de moderne Nederlandse lezer meteen toegankelijk zou zijn, dat blijkt. Vandaar misschien dat ik steeds naar de oden terugga; daar heb ik in de loop van de jaren zoveel commentaar over gelezen in allerlei edities, dat ik die tenminste ken en hopelijk een beetje begrijp.

Maar er is ook een andere reden: die gedichten zijn bij tijd en wijlen zo weergaloos mooi. "Quid sit futurum cras fuge quaerere, et / quem fors dierum cumque dabit lucro / adpone, nec dulcis amores / sperne puer neque tu choreas" Het is onvoorstelbaar dat iemand zulke regels ooit daadwerkelijk bedacht heeft, en heeft opgeschreven.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.