Gerdi Verbeet. Vertrouwen is goed maar begrijpen is beter. Over de vitaliteit van onze parlementaire democratie. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2012.

Gerdi Verbeet lijkt me een aardig mens: ze wil het goede voor Nederland, althans wat zij als het goede beschouwt: de mensen betrekken bij de parlementaire democratie. In dit boek doet ze verslag van haar zoektocht naar manieren om dat te doen. Haar methode is daarbij dat ze een aantal vooraanstaande denkers op dit gebied — journalisten als Joris Luyendijk, wetenschappers als Irene Costera Meijer, ex-politici als Femke Halsema — opzoekt om hen over het onderwerp te bevragen.

In die zoektocht blijkt al snel dat er in Nederland niet zo vreselijk veel mis is met de democratie, of met het vertrouwen van de burger erin. De enkeling die iets anders beweert — bestuurder in ruste Bram Peper, bijvoorbeeld — schetst een zo ongeloofwaardig inktzwart scenario (de guillotines staan al klaar) dat het alleen maar bijdraagt aan het beeld van rust en vredigheid onder al het gemopper.

Dat lijkt mij nu eigenlijk ook. Zolang Wilders en consorten nog zoveel stemmen krijgen, is er kennelijk zelfs een aanzienlijk deel ontevredenen dat toch nog wel enig vertrouwen heeft in de werking van de democratie.

Dat betekent niet dat ik het op alle punten met Verbeet eens ben. Zo ben ik geloof ik iets minder gespitst op de parlementaire democratie, al vind ik het interessant om erover te lezen en ben ik er ook niet per se voor om het in Nederland af te schaffen. Maar belangrijker dan het parlement vind ik uiteindelijk de rechtsstaat en die komt er nu weer een beetje bekaaid vanaf.

In zaken van staatshuishouding ben ik een aanhanger van Karl Popper die zegt dat het belangrijkste doel moet zijn: tirannie vermijden. Dat omsluit onder andere de tirannie van de meerderheid, maar in het algemeen lijkt democratie nog steeds het beste middel om dat doel te bereiken. Dat betekent echter niet dat het middel op zichzelf het belangrijkste is. (Ik denk ook trouwens niet dat Verbeet dat vindt, maar ik zou de focus toch iets anders leggen.)

Een belangrijker geschilpunt is dat Verbeet erg gecharmeerd lijkt van een sociologische theorie die zegt dat er op dit moment vier groepen zijn: de 'overvraagden' (die het allemaal niet zo goed bij kunnen benen), de vriendelijke betrokkenen (zoals Verbeet en neem ik aan ook ikzelf), de slimme en succesvollen die menen de staat niet meer nodig te hebben, en de traditioneel trouwen (de CDA- en CU-stemmers). Het gevaar is dat de eerste en de derde groep groeien, terwijl de parlementaire democratie het natuurlijk van groep twee moet hebben. Verbeet denkt dat het nu goed is om alle groepen te vertegenwoordigen in de Kamer, maar ik vind dat te statisch (zoals ik onlangs ook op Sargasso schreef): net alsof je door het lot nu eenmaal tot een bepaalde groep bent veroordeeld, net alsof we niet kunnen proberen zoveel mogelijk mensen tot lidmaatschap van de tweede groep om te turnen. Want uiteindelijk kan toch alleen dat inderdaad de tirannie afwenden: zorgen dat er zoveel mogelijk kritische burgers zijn met verstand van zaken.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Jan Oegema, Keizersdrama. Lucebert opnieuw, 2024

Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.