Stephen Fry. The Fry Chronicles. London: Penguin, 2010.
Bah, wat klinkt het voorafgaande negatief. Ik heb Fry's boek met groot plezier gelezen, al heb ik soms stukken overgeslagen die uitgebreid ingingen op allerlei televisieprogramma's die ik nooit gezien heb en beroemdheden van wie de naam me weinig zegt. Maar daartussen staan best lezenswaardige, of in ieder geval amusante stukken.
Het opvallendst is de enorme drang om alles te onthullen: zijn mateloze ambitie, zijn afkeer van zijn eigen lichaam, zijn verslavingen (aan suiker, aan roken, aan werken), zijn afkeer van het doen van confidenties. Zijn onzekerheid. Zijn zelfhaat als hij erover nadenkt hoeveel succes hij altijd heeft gekend en hoe weinig recht hij dus heeft op onzekerheid.
Maar de flapteksten, van Engelse kranten, zijn uitzinnig van enthousiasme. Zo zou een Nederlandse krant ze niet schrijven over een Engelsman (maar wel over Wim de Bie): 'Most readers will want to close the book and give it a hug', 'Deliciously gossipy and very funny', 'Perfect prose and excruciating honesty'. Dat schrijven die mensen alleen maar omdat ze hem kennen, al is het maar van de tv. Degene die het allemaal niet heeft meegemaakt, voelt zich een beetje een vreemde op een familiefeestje. Het is een aardig boek, maar zo goed of grappig of ontroerend is het allemaal niet geschreven.
Reacties