Godfried Bomans. Genieten in een gekkenhuis. De beste stukken uit Elsevier. Elsevier, 2012 (2011).

Dat Godfried Bomans tegenwoordig niet meer gelezen wordt, dat komt ook al door de (linkse) elite. Zoiets zou je kunnen opmaken uit het merkwaardige voorwoord dat Gerry van der List schreef bij zijn verzameling met stukken die Bomans, vooral in de jaren 40 en 50, schreef voor het tijdschrift Elsevier.

Volgens Van der List werd Bomans systematisch ondergewaardeerd. Zo schreef Jeroen Brouwers, die, ook weer volgens Van der List, wel kennis had genomen van het werk van Bomans, dat deze zich teveel had versnipperd, en teveel had laten opeisen door de radio en tv om nog aan serieus werk toe te komen. Jawel, zegt Van der List dan, maar dat onderschat dat Bomans een echte spreker was. En voor de tv optreden en goed kunnen spreken, dat is toch minstens even waardevol als boeken schrijven die niemand leest!

Dat mag allemaal best waar zijn, maar Van der List lijkt dan even te vergeten dat hij hiermee een, ahum, boek aan het inleiden is, van de schrijver Bomans.

Die schrijver laat zich overigens hier van zijn beste kant zien, er staan grappige stukjes, ontroerende jeugdherinneringen, goede reportages over Rome, en zowaar zelfs een interview met de piepjonge Johan Cruyff in het boek. Je schiet door de bijna 300 bladzijden heen zonder je een moment te vervelen.

Tegelijkertijd leer je iets over die versnippering. Bomans lijkt in bijna alle stukken gefascineerd door mensen die iets kennelijk onbenulligs zo serieus nemen dat ze er alles voor op het spel willen zetten: mensen die zich eindeloos oefenen in het schijnbaar onbelangrijke.  Dat zit al in de allereerste, ironische stukjes – over bijvoorbeeld een verzonnen schaker die al op zijn tweede volkomen verstrikt raakte in zijn fascinatie voor het Damesgambiet. En het komt tot op het laatst steeds maar weer terug – de meeste passie voor zijn vader heeft Bomans als hij beschrijft hoe hij de kunst van zijn lorgnet opzetten tot in de details beheerste.

Zelfs het interview met Cruyff is ervan doordrongen. Het wordt duidelijk dat we ruim veertig jaar geleden nog aan het begin van de profvoetballerij staan, er wordt met enige verbazing genoteerd dat een profvoetballer iedere dag moet oefenen (en de dan 24-jarige Cruyff denkt hardop na over wat voor vak hij later zal moeten gaan uitoefenen wanneer hij te oud wordt – misschien een winkeltje?)

Het is die aandacht voor meesterschap in het kleine die Bomans misschien heeft tegengehouden om ooit een groot werk te schrijven. Hij is inderdaad groot geworden als spreker, daar heeft Van der List gelijk in. Dat was nu een kunst die hij op het laatst tot in detail beheerste. Tegelijk beschrijft Bomans zelf dat nu juist dat soort kunstvormen de tand der tijd zelden doorstaan – ze hebben de interactie met het publiek nodig, en het publiek verandert nu eenmaal.

Wat niet in de weg staat dat het geschreven werk, blijkens deze selectie, nog best meer aandacht verdient.

Reacties

Jac Aarts zei…
manalpo12Ja, "Genieten in een gekkenhuis" is een mooi boek, maar je mag er niet te snel conclusies uit trekken over Bomans' schrijverschap. Het is niet meer dan een kleine keuze, als je bedenkt dat Bomans' verzamelde werk al gauw zo'n 6000 pagina's telt. In dit boek van Van der List gaat het alleen maar om de Elsevier-stukken, en dan ook nog alleen om die stukken die uitblinken in stilistisch opzicht. Wat dat laatste nu precies is, legt Van der List niet echt uit. En ja, het werk van Bomans verdient veel meer aandacht. Z'n sprookjes bijvoorbeeld, die van wereldniveau zijn en die toch nog nauwelijks bestudeerd zijn. In mijn nieuwste boek over Bomans "We worden diep" heb ik enkele pogingen daartoe ondernomen.

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.