Henkjan Honing. Iedereen is muzikaal. Wat we weten over het luisteren naar muziek. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2012.
Muzikaliteit is een van de wonderlijkste menselijke eigenschappen. Het heeft geen enkel aanwijsbaar evolutionair nut, en toch hebben alle mensen het. Althans, dat laatste in de betekenis die Henkjan Honing eraan geeft in zijn boek Iedereen is muzikaal: we zijn allemaal in staat ritmische patronen en waarschijnlijk ook melodieën te herkennen, en dat op een abstracte manier. We horen ritmes die helemaal niet in het geluid zitten en melodieën die ineens op een hogere toon beginnen.
Honing is een inspirerende onderzoeker -- ik moet er hier bijzeggen dat ik de eer heb dat ik de komende jaren een beetje met hem mag samenwerken -- en hij legt zijn ideeën op een heldere en toegankelijke manier uit. Hij heeft duidelijk zelf de afgelopen tien, vijftien jaar in het centrum gestaan van vernieuwend onderzoek naar muziekperceptie en kan dan ook putten uit eigen onderzoekservaringen als hij het verhaal vertelt.
In een lange reeks experimenten hebben Honing en zijn groep inmiddels laten zien dat professionele musici het nauwelijks beter doen dan leken bij het luisteren naar muziek -- met name als de leken konden luisteren naar muziekgenres waar ze van hielden en die ze kenden. Zelfs baby's van een paar dagen oud blijken al te reageren op een verstoord ritmisch patroon.
Het is misschien niet zo gek dat professionele musici niet veel beter kunnen luisteren: het is handig als je beter kunt zingen of spelen, als je creatiever bent, maar wanneer je beter kunt luisteren, schiet je daar weinig mee op. Mensen die die specifieke vaardigheid hebben, zullen daarom niet speciaal tot een carrière in de muziek worden aangetrokken.
Af en toe had ik het gevoel dat Honing misschien iets teveel denkt uit het geluid, al toont hij zelf aan dat het bij muziek meer gaat om de cognitie (het denken) dan om dat geluid. Hij beschrijft het geval van een kaketoe die ritmisch zou kunnen dansen op muziek, maar zegt dan dat die kaketoe misschien niet echt luisterde, maar in plaats daarvan zijn baasje nadeed. Maar ook dat lijkt mij ritmisch gedrag, zij het niet op auditieve, maar op visuele signalen. En ritme is, anders dan melodie, nu juist iets dat je ook via bewegend beeld kunt overdragen. Precies dat laat hij echter buiten beschouwing.
Maar hij kan natuurlijk ook niet alles uitleggen. Zo benadrukt Iedereen is muzikaal wel erg het verschil tussen taal en muziek. Maar het project waar Honing en ik de komende jaren allebei bij betrokken zijn gaat onder andere over text setting: hoe is het mogelijk dat mensen heel makkelijk een nieuwe tekst kunnen zingen op een bekende melodie? (Wanneer bij een bruiloft de zoveelste verzameling van tien nieuwe coupletten van Daar bij die molen worden uitgereikt, zingt iedereen moeiteloos mee.) Daar raken het ritme van de tekst en dat van de muziek elkaar. Er valt nog veel te ontdekken.
Honing is een inspirerende onderzoeker -- ik moet er hier bijzeggen dat ik de eer heb dat ik de komende jaren een beetje met hem mag samenwerken -- en hij legt zijn ideeën op een heldere en toegankelijke manier uit. Hij heeft duidelijk zelf de afgelopen tien, vijftien jaar in het centrum gestaan van vernieuwend onderzoek naar muziekperceptie en kan dan ook putten uit eigen onderzoekservaringen als hij het verhaal vertelt.
In een lange reeks experimenten hebben Honing en zijn groep inmiddels laten zien dat professionele musici het nauwelijks beter doen dan leken bij het luisteren naar muziek -- met name als de leken konden luisteren naar muziekgenres waar ze van hielden en die ze kenden. Zelfs baby's van een paar dagen oud blijken al te reageren op een verstoord ritmisch patroon.
Het is misschien niet zo gek dat professionele musici niet veel beter kunnen luisteren: het is handig als je beter kunt zingen of spelen, als je creatiever bent, maar wanneer je beter kunt luisteren, schiet je daar weinig mee op. Mensen die die specifieke vaardigheid hebben, zullen daarom niet speciaal tot een carrière in de muziek worden aangetrokken.
Af en toe had ik het gevoel dat Honing misschien iets teveel denkt uit het geluid, al toont hij zelf aan dat het bij muziek meer gaat om de cognitie (het denken) dan om dat geluid. Hij beschrijft het geval van een kaketoe die ritmisch zou kunnen dansen op muziek, maar zegt dan dat die kaketoe misschien niet echt luisterde, maar in plaats daarvan zijn baasje nadeed. Maar ook dat lijkt mij ritmisch gedrag, zij het niet op auditieve, maar op visuele signalen. En ritme is, anders dan melodie, nu juist iets dat je ook via bewegend beeld kunt overdragen. Precies dat laat hij echter buiten beschouwing.
Maar hij kan natuurlijk ook niet alles uitleggen. Zo benadrukt Iedereen is muzikaal wel erg het verschil tussen taal en muziek. Maar het project waar Honing en ik de komende jaren allebei bij betrokken zijn gaat onder andere over text setting: hoe is het mogelijk dat mensen heel makkelijk een nieuwe tekst kunnen zingen op een bekende melodie? (Wanneer bij een bruiloft de zoveelste verzameling van tien nieuwe coupletten van Daar bij die molen worden uitgereikt, zingt iedereen moeiteloos mee.) Daar raken het ritme van de tekst en dat van de muziek elkaar. Er valt nog veel te ontdekken.
Reacties