Kris Verburgh. De voedselzandloper. Over afvallen en langer jong blijven. Amsterdam: Bert Bakker, 2012
In de dagen voor kerst, met een Italiaanse vrouw en schoonfamilie die op bezoek komen, lezen dat je zo min mogelijk suikers moet eten – en vooral geen pasta of brood –, is dat geen ultieme vorm van jezelf kwellen?
In De voedselzandloper zet de jonge arts en popularisator Kris Verburgh uiteen wat volgens hem het belangrijkste wetenschappelijke inzicht is van onze tijd: dat we veel meer aan preventie moeten doen van gezondheidsproblemen dan aan genezing. En dat de sleutel tot die preventie een gezonde voeding is: een met niet overdreven veel calorieën, zonder op de een of andere manier tot extremisme te vervallen. Door je te richten op wat we wetenschappelijk weten over gezondheid.
Verburgh klinkt daarbij af en toe behoorlijk eigenwijs. Hij publiceerde zo'n tien jaar geleden, op zijn zeventiende, zijn eerste populair-wetenschappelijke boek. Inmiddels heeft hij een uitgebreide wetenschappelijke training achter de rug, maar hij klinkt nog steeds een beetje waanwijs. Het dieet dat hij aan het eind toevoegde, dat had hij bijvoorbeeld echt niet moeten doen. Hij klinkt niet echt als een gourmet, en het lijkt mij tegelijkertijd een beetje particulier. Zo mogen graanproducten eigenlijk niet, behalve havermoutpap in de ochtend én als tussendoortje in de middag. Dat Verburgh van havermout houdt, is natuurlijk zijn goed recht, maar het is onduidelijk waarom anderen dat dan ook uitzonderlijkerwijs zouden moeten eten.
Ik geloof ook niet dat je zo streng enig dieet moet volgen, zelfs niet dat van Verburgh. Hij heeft een bijna grenzeloos vertrouwen in wat 'de' wetenschap – dat wil zeggen het double blind onderzoek dat in Nature of Science gepubliceerd heeft – vermag; iets dat in een ander tijdschrift verschenen is, is al minder waard. Nu denk ik natuurlijk ook dat dit soort onderzoek wel wat waard is. Tegelijkertijd is dat geloof in die grote experimenten ook een teken dat we eigenlijk niet goed begrijpen wat er aan de hand is: als ieder effect denkbaar is wanneer het maar uit een experiment met 1800 mensen komt rollen, blijkt daar onder andere ook uit dat we weinig echt weten. (Alle dieetgoeroes nog minder dan de wetenschap, dat is duidelijk.)
Verburgh ziet eten als een biochemisch proces: de scheikundige samenstelling van suikers is zus en zo, en zo moeten ze worden afgebroken. Dat is interessant, maar de biochemie van het eten lijkt me te onduidelijk om er je hele leven op in te richten. Vooral omdat eten méér is dan een biochemisch proces, en leven meer dan gezond zijn. Eten is ook: genieten, en samen zijn. Daarvoor is in Verburghs kijk op de dingen weinig plaats.
Dus lijkt het me overdreven om nu pasta en brood ineens te gaan mijden als waren het genadeloze gifstoffen. Beter kun je de overvloedige informatie die Verburgh over je uitstrooit gebruiken om je dagelijks eetpatroon kritisch te bezien. Zo vind ik havermoutpap ook best lekker, en geloof ik Verburgh als hij zegt dat muesli en yoghurt (dat is nu mijn ontbijt) niet erg goed zijn. En zo wil ik ook het broodje dat ik vaak tussen de middag eet weleens kritisch bezien – dat kan natuurlijk ook best regelmatig een salade worden. En ben ik blij te weten dat ik van de dokter noten mag eten, graag zelfs. En ik moet ook weer wat meer vis eten.
Zo levert De Voedselzandloper me dus wat goede voornemens op die allemaal wel te handhaven zijn.Niet omdat ik een doel wil bereiken, maar omdat ik de redenen begrijp en omdat ze me prettig lijken.
In De voedselzandloper zet de jonge arts en popularisator Kris Verburgh uiteen wat volgens hem het belangrijkste wetenschappelijke inzicht is van onze tijd: dat we veel meer aan preventie moeten doen van gezondheidsproblemen dan aan genezing. En dat de sleutel tot die preventie een gezonde voeding is: een met niet overdreven veel calorieën, zonder op de een of andere manier tot extremisme te vervallen. Door je te richten op wat we wetenschappelijk weten over gezondheid.
Verburgh klinkt daarbij af en toe behoorlijk eigenwijs. Hij publiceerde zo'n tien jaar geleden, op zijn zeventiende, zijn eerste populair-wetenschappelijke boek. Inmiddels heeft hij een uitgebreide wetenschappelijke training achter de rug, maar hij klinkt nog steeds een beetje waanwijs. Het dieet dat hij aan het eind toevoegde, dat had hij bijvoorbeeld echt niet moeten doen. Hij klinkt niet echt als een gourmet, en het lijkt mij tegelijkertijd een beetje particulier. Zo mogen graanproducten eigenlijk niet, behalve havermoutpap in de ochtend én als tussendoortje in de middag. Dat Verburgh van havermout houdt, is natuurlijk zijn goed recht, maar het is onduidelijk waarom anderen dat dan ook uitzonderlijkerwijs zouden moeten eten.
Ik geloof ook niet dat je zo streng enig dieet moet volgen, zelfs niet dat van Verburgh. Hij heeft een bijna grenzeloos vertrouwen in wat 'de' wetenschap – dat wil zeggen het double blind onderzoek dat in Nature of Science gepubliceerd heeft – vermag; iets dat in een ander tijdschrift verschenen is, is al minder waard. Nu denk ik natuurlijk ook dat dit soort onderzoek wel wat waard is. Tegelijkertijd is dat geloof in die grote experimenten ook een teken dat we eigenlijk niet goed begrijpen wat er aan de hand is: als ieder effect denkbaar is wanneer het maar uit een experiment met 1800 mensen komt rollen, blijkt daar onder andere ook uit dat we weinig echt weten. (Alle dieetgoeroes nog minder dan de wetenschap, dat is duidelijk.)
Verburgh ziet eten als een biochemisch proces: de scheikundige samenstelling van suikers is zus en zo, en zo moeten ze worden afgebroken. Dat is interessant, maar de biochemie van het eten lijkt me te onduidelijk om er je hele leven op in te richten. Vooral omdat eten méér is dan een biochemisch proces, en leven meer dan gezond zijn. Eten is ook: genieten, en samen zijn. Daarvoor is in Verburghs kijk op de dingen weinig plaats.
Dus lijkt het me overdreven om nu pasta en brood ineens te gaan mijden als waren het genadeloze gifstoffen. Beter kun je de overvloedige informatie die Verburgh over je uitstrooit gebruiken om je dagelijks eetpatroon kritisch te bezien. Zo vind ik havermoutpap ook best lekker, en geloof ik Verburgh als hij zegt dat muesli en yoghurt (dat is nu mijn ontbijt) niet erg goed zijn. En zo wil ik ook het broodje dat ik vaak tussen de middag eet weleens kritisch bezien – dat kan natuurlijk ook best regelmatig een salade worden. En ben ik blij te weten dat ik van de dokter noten mag eten, graag zelfs. En ik moet ook weer wat meer vis eten.
Zo levert De Voedselzandloper me dus wat goede voornemens op die allemaal wel te handhaven zijn.Niet omdat ik een doel wil bereiken, maar omdat ik de redenen begrijp en omdat ze me prettig lijken.
Reacties