Simon Schama. The Story of the Jews. Finding the Words, 1000 BC-1492 AD. Haper/Collins, 2014.

Ik wist soms niet zo goed wat ik aan moest met deze geschiedenis van de joden tot het einde van de middeleeuwen.

Het onderwerp vind ik interessant, daar ligt het niet aan. Dit boek krijgt overal waar ik kijk goede recensies. Simon Schama is een beroemde en vooraanstaande historicus.

En ik kan ook echt de kwaliteiten van dit boek zien. Schama zoomt tijdens de geschiedenis steeds op individuele personen in – beroemde als Maimonides, maar ook veel minder bekende – en hij haalt daarbij allerlei verrassende dingen naar boven. Ik wist bijvoorbeeld niet dat Jahweh drieduizend jaar geleden een vrouw had, dat mannen en vrouwen in de sjoel zo'n tweeduizend jaar geleden waarschijnlijk door elkaar zaten, en dat die synagoges bovendien ruimhartig van mozaïeken waren voorzien, met allerlei afbeeldingen.

Schama deconstrueert, kortom, zoals dat heet de joodse identiteit. Geen enkele traditie is echt drieduizend jaar oud en zo door Mozes aangedreven. Nee natuurlijk niet! Iedere menselijke oeroude traditie is ooit bedacht. Mozes komt trouwens in het boek niet als historische figuur voor: daarvoor hebben we te weinig aanwijzingen. En daarbij blijven dan nog genoeg mooie, indrukwekkende, goed geschreven verhalen voor nodig.

Maar ik mis toch wel iets. Door al dat inzoomen mis ik soms het overzicht. Hoe verspreidden de joden zich precies over Europa? (Het deel over de latere middeleeuwen begint met de gebeurtenissen in Worms; voor die tijd hebben we nog nooit iets over joden in Duitsland gehoord.) Iets anders wat ik, vooral in het af en toe behoorlijk gruwelijke deel aan het eind mis, is een wat duidelijker antwoord op de vraag waarom: wat liet al die mensen vasthouden aan hun jodendom ondanks de gruwelijke vervolgingen? Hoe zagen ze dat jodendom precies? Wat het hun geloof of zagen ze zich vooral als trouw aan hun volk en geschiedenis? Ik weet dat die zaken door elkaar heen lopen, maar hoe zat het precies?

Het verwarrendst vind ik echter dat Schama zich af en toe grapjes veroorlooft. Althans, ik neem aan dat de luchtige opmerkingen tussendoor over hoe Joodse moeders nu eenmaal zijn, of (bij het beschrijven van winkels in een Joodse enclave in het egypte van 400 voor Christus) dat we hier de eerste tekenen hebben van joodse koopwoede, ironische grapjes zijn. Dat Schama niet écht denkt dat de Joodse moeder het énige is wat echt constant is gebleven – dat de joden eigenlijk altijd een soort Britse geseculariseerde joden zijn geweest. Maar wat dan wel? En waarom maakt hij die grapjes dan?

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.