Gerard Reve. Een circusjongen. Amsterdam: Athenaeum, Polak en Van Gennep, 1975.

Iemand ligt in bed seksverhaaltjes te vertellen aan zijn minnaar. Wanneer de laatste in slaap valt, bedenkt de eerste eerdere gevallen waarin hij ook verhalen vertelde, en in die verhalen vertelde hij dan ook weer verhalen, en zo wordt gaandeweg een suikerspin van steeds meer verhalen gedraaid, tot de verteller uiteindelijk een Dichter-Schrijver blijkt te zijn in het ultieme verhaal, een Dichter-Schrijver die gehuldigd wordt door de koningin en door haar ook wordt gevraagd het levensverhaal op te tekenen van een vrouw die hij in een eerder verhaal heeft verkracht.

Een circusjongen gaat over koortsachtige fantasie en fabuleerlust. Het ontspruit er misschien ook aan, want de compositie van het boek is niet heel sterk: althans ergens op tweederde stort het helemaal in en worden de verhalen wel heel langdradig en kitscherig. (Volgens zijn biograaf Nop Maas dacht Reve hiermee de massa's voor zich te winnen, maar ik weet niet hoe hij zich dat voorstelde.)

Als je het zo leest, als een koortsdroom, is zeker het eerste stuk ook even fascinerend als het beste werk van Reve. En eigenlijk hoort het laatste deel er dan ook bij, als die fantastische constructie van taal, die poging om nu eens zonder grapjes een aantal draken van fantasieën (en toen was ik soldaat in de oorlog en verloor mijn kameraden, en toen was ik een vertrouweling van de koningin) in detail neer te zetten.

Dat mislukt weliswaar, maar zoiets moet ook wel mislukken. En dat maakt de wanhoop alleen groter.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.