Laurent Binet. La septième fonction du langage. Paris, Grasset, 2015.

Ik ben geen groot bewonderaar van Laurent Binet. Zijn alom bejubelde debuutroman, HHhH, heb ik vooral met irritatie gelezen: waarom moest er met zoveel vertoon van virtuositeit een spel van fictie worden geweven rondom zoiets gruwelijks als de holocaust?

Maar de titel van zijn nieuwe boek kon mij natuurlijk alleen maar verleiden: de zevende functie van de taal! En dan de aankondiging dat de dood van de filosoof Roland Barthes de aanleiding zou zijn!

De eerste helft van het boek was het ook charmant: weer een spel van fictie, maar nu niet rondom iets zo gevoeligs als de nazi's, maar rondom intellectueel Parijs (met uitstapjes naar Italië en Amerika) van 1980. Ze komen er allemaal in voor: niet alleen Barthes, maar ook Deleuze, Foucault, BLH, Sartre, Derrida, Kristeva, Sollers, De Man, Searle en Eco. Alsmede Mitterand en Giscard.

De laatste speelt een belangrijke rol — vreemd om het bericht te krijgen dat hij is overleden terwijl je fictie over hem leest — omdat het verhaal deels duidelijk De naam van de roos als model neemt: het boek is een detective, waarin een politieagent en een jonge docent filosofie de moord op Barthes proberen te ontraadselden. Het idee komt al snel op dat hij bezig was een zevende, door Jakobson weggemoffelde functie van de taal te ontraadselden: de magische, waarmee je de wereld naar je hand kunt zetten. Die functie wordt gelijkgesteld aan de performatieve van de Angelsaksische denkers: de kracht om te overtuigen.

Dat is allemaal vernuftig bedacht en vermakelijk als je iets weet over het denken over taal van 35 jaar geleden. Het zou bovendien aanleiding kunnen geven voor allerlei al dan niet interessante gedachten over de magie van de romanschrijver, die immers die magische functie beheerst. Maar het komt allemaal niet van de grond: Binet zwelgt teveel in de mogelijkheden die hij heeft, dat hij iedereen kan laten doen wat hij wil, hetgeen resulteert in bizarre kitscherige scenes van seks en geweld. Bovendien gaan al die met hun achternamen genoemde filosofen op een bepaald moment, als de grap eraf is, een beetje tegenstaan: dan doet Kristeva weer dit en Foucault weer dat. En niemand komt écht tot leven.

Binet heeft die zevende functie gewoon niet, in ieder geval niet voor mij. Ik zal me niet meer laten verleiden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.