Martijn Benders: Fliermans passage. Amsterdam: Van Gennep, 2016.

Duizelingwekkend. Dat vind ik nu eens een goed woord om Martijn Benders' eerste (of enige, maar ik hoop eerste) roman te beschrijven. Het wordt in deze tijd voor allerlei mensen steeds moeilijker om hele boeken uit te lezen. Zulke mensen moeten Fliermans passage eens lezen, want doordat er de hele tijd van alles gebeurt, en nooit iets wat je verwacht, lees je het in één ruk uit, of hooguit twee.

Het dendert maar voort, de toon gaat van hilarisch-absurd naar zeer zwart en naar en gewelddadig en binnen een halve zin weer terug. En dan ineens heb je het uit en vraag je je af wat je in hemelsnaam gelezen hebt, en waarom.

Het heeft ook geen zin om te proberen het verhaal samen te vatten. Er zijn drie personen die aan het woord komen: de schrijver Chamiel Flierman die aan het begin als aflegger gaat werken bij een uitvaartcentrum en daar al snel merkt dat hij de uit te voeren werkzaamheden (wassen en balsemen) sneller kan uitvoeren met een schrobber en een verfroller; zijn collega Jos die het opwindend vindt om zich te pas en te onpas als Zwarte Piet uit te dossen; hun veel te dikke baas Henk die op een dag wakker wordt en dan blakend van ambitie denkt zijn bedrijf te kunnen internationaliseren. 

Stel je deze drie personen voor en een bijna voortdurend aanwezige maar niet aan het woord komende Anita, en een Carmen die geen vrouw blijkt maar een man, en een oversekste dwerg, en dit alles in een orgie van seks, sterke drank en geweld – beide op ongeveer even deprimerende wijze beschreven – en je krijgt een beeld.

(Ik denk trouwens wel dat het boek net iets geduldigere eindredactie had mogen krijgen van de uitgever. Vermoedelijk heeft de schrijver op zeker moment besloten dat de passages over Jos en Henk niet in de derde persoon moesten worden geschreven, maar in de eerste. Resten van die eerdere versie zijn dan blijven staan, zodat ik zich vergis en een paar van zulke wonderlijke constructies meer. Dat lijkt me niet de bedoeling.)

Er zit bovendien behoorlijk wat structuur in de chaos. Hoe vreemd de wendingen ook zijn, de schrijver weet tegelijkertijd wel degelijk allerlei lijnen vast te houden – de diepe wortels van het racisme in onze geest, bijvoorbeeld of de razendsnel afbrokkelende status van literaire schrijvers. 

Net als de poëzie van Benders is dit proza vooral ontstellend energiek. Alles wat zijn pen aanraakt verandert in kilovolten. Vandaar dat het in ieder geval nooit saai wordt, en altijd minstens een beetje vreemd. En dat alles waar je over kunt klagen bij de gemiddelde Nederlandse roman hier tenminste niet gebeurt. Fliermans passage is een boek voor iedereen die zich bij andere boeken weleens verveelt; en wie is dat niet?





Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.