Geraint F. Lewis en Luke A. Barnes. A Fortunate Universe. Life in a Finely Tuned Cosmos. Cambridge: Cambridge University Press, 2016

Er is geen groter pedagogische moeilijkheid dan mensen uitleggen dat je iets niet weet. Ik heb herhaaldelijk gezien dat groepen mensen in woede ontstaken als je vertelde dat dit of dat eigenlijk onzeker is. Dat jij dan weliswaar de deskundige bent, maar er toch ook weinig van begrijpt. Wat ben jij dan voor deskundige? Waarom moeten zij dit dan leren respectievelijk er een avond aan besteden?
En toch, als je willekeurige welke deskundige diep in de ogen kijkt, geeft hij toe dat hij in wezen geen idee heeft. De ware taalkundige heeft geen idee wat taal eigenlijk is, de ware bioloog staat voor een raadsel waar het om het leven gaat, en de ware natuurkundige geeft toe: de materiële wereld is maar een bizar samenraapsel.
Waarom mensen daar zo boos over worden, is mij een raadsel.Ik vind het juist wel fijn om zoiets te lezen. Althans, ik zou natuurlijk ook best graag iemand tegen willen komen die alles zou kunnen uitleggen. Maar omdat ik het idee heb dat zulke mensen niet bestaan – dat de mensheid over vrijwel alles in het duister tast –, ben ik wel blij als wetenschappers uitleggen wat precies de grenzen van hun kennis zijn. (Die grenzen liggen verder weg dan bij mij of een andere leek, maar ze zijn er dus wel. Klimaatwetenschappers moeten we niet geloven omdat zij precies weten hoe het allemaal toe gaat, maar omdat zij het waarschijnlijk beter weten.)

Precies afgesteld

Vandaar dat ik gesmuld heb van A Fortunate Universe. Life in a Finely Tuned Cosmos, waarin de Australische astrofysici Geraint F. Lewis en Luke A. Barnes uitleggen hoe raar de huidige natuurwetenschappen eigenlijk in elkaar zitten. Hun thema zijn de talloze constanten die er in de natuurkunde zitten – getallen die ergens in de theorie zijn ingebouwd omdat we ooit gemeten hebben dat ze zo moeten zijn: de relatieve sterkte van de zwaartekracht, bijvoorbeeld, of de relatieve zwaarte van elektronen in vergelijking met andere deeltjes.
We weten niet waarom die constanten de waarde hebben die ze nu eenmaal hebben. Bovendien: voor heel veel van die constanten blijkt, als ze iets anders waren geweest, dan was leven onmogelijk geweest. Dan hadden we geleefd in een universum dat binnen een paar seconden in elkaar was gekukeld, of waarin geen enkele structuur had bestaan, of er alleen heliummoleculen waren geweest. Vandaar de term finely tuned in de titel: de constanten zijn wel heel precies afgesteld op het bestaan van het leven.

Genoegen

Er zijn daarmee eigenlijk twee problemen. Allereerst de vraag waarom van alle mogelijke universa we nu precies een heelal hebben waarin wij kunnen bestaan. Dat lijkt me eigenlijk een minder interessante kwestie dan de tweede, namelijk waarom de constanten  uberhaupt zijn zoals ze zijn. In de laatste twee hoofdstukken van hun boek geven Lewis en Barnes een enorme lijst met mogelijke tegenwerpingen, van 'God heeft het universum kennelijk zo gemaakt dat wij er kunnen zijn'  tot en met 'het is nu eenmaal zo'.
Mij lijkt het allemaal vooral eigenlijk een teken dat we het niet begrijpen. Ieder getal in je theorie is een teken van onmacht, van 'ik weet het niet' van, inderdaad, 'het is nu eenmaal zo'. En met 'het is nu eenmaal zo' kun je als onderzoeker nooit genoegen nemen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.