Octavie Wolters. Slot. Amsterdam: Gloude Publishing, 2020.


Drie maanden geleden waren sommige mensen bij voorbaat moe over de golf aan coronaboeken die over ons heen zou komen spoelen, maar ik kan niet wachten om me onder te dompelen. De wereld, de grote wijde wereld, verandert radicaal, waar de schrijver bij staat – en iedereen beleeft dat in zijn eigen kleine wereldje: het recept voor literatuur.

Slot, een boekje dat Octavie Wolters in eigen beheer uitgaf, is hopelijk een voorbode van veel moois. Zij heeft ter plekke van de crisis iets weten te maken, in de vorm van een dagboek, want de eerste literaire vorm die een ramp of een oorlog uitlokt is die van het dagboek (Etty Hillesum, Anne Frank).

Eigenlijk doet die genreindeling Slot geen recht, want het boek bestaat uit minstens drie lagen: er zijn illustraties die Wolters voor de wereldwijde crisis maakte, in het najaar van 2019, toen haar een persoonlijke crisis raakte – een diepe depressie. Er is het dagboek dat fris van de lever verslag doet van ongeveer de eerste twee maanden van corona in Nederland. Er zijn cursiefgedrukte commentaren die de context geven bij dat dagboek (wat gebeurde er op dat moment in de wereld) en die vermoedelijk recent geschreven zijn.

Verleden en heden, binnenwereld en buitenwereld, crisis en verlossing lopen zo voortdurend door elkaar. De tekeningen van Wolters in depressie konden net zo goed de staat van haar medemens een paar maanden later weergeven – terwijl ze zelf in die periode begon op te krabbelen. Wat zich onder andere uitte in een nieuwe openheid voor de realiteit. De titel Slot is mooi dubbelzinnig: terwijl de wereld op slot gaat, komt er, misschien, een slot aan de acute depressie.

De gebeurtenissen in Wolters' eigen leven zijn betrekkelijk klein – zoals die in de levens van de meeste mensen die niet onmiddellijk getroffen werden. De kinderen blijven thuis, de ouders kan ze niet zien; covid is heel verdrietig, maar toch ook ver weg. Het zorgt ervoor dat ze niet naar de begrafenis van de zoon van een vriendin kan – de enige tekening uit 2020, voor zover ik kan zien, is een hartverscheurende pietà.

Toch dringt ook in die kleine, beschermde wereld in een Limburgs dorp de grote buitenwereld door: corona kondigt zich aan doordat een gepland uitwisselingsbezoek van een Chinese leerling in januari niet door kan gaan, en natuurlijk kijkt het gezin ook televisie. In haar reflectie op die televisie gaat het vervolgens overigens vooral over Nederland: over Rutte en Willem-Alexander. Elders woedt de pandemie ook, maar die wereld blijft te groot.

Dat lijkt me het thema van Slot: hoe groot is de wereld nu eigenlijk? Wat kun je nog behappen? Alleen jezelf? Je gezin? Je dorp? Je land? De wereld? Wat betekent menselijk contact in tijden van zoom? 

Als mensen in de toekomst terugkijken op deze periode, bedenkt Wolters op zeker moment, zullen ze denken: 'De mensen waren toen anders dan wij'. Ik denk dat niet: als ze boeken als Slot lezen, zullen ze beseffen: 'De mensen zijn altijd hetzelfde, ook in crisis.'

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.