A.H.J. Dautzenberg. Aslast. Pluim, 2020.

 



Een reis met de trein waarbij over de intercom teksten van de dertiende-eeuwse mystica Hadewijch worden omgeroepen en een Mondriaan-achtig kunstwerk verandert in een pleurant:  een pleurant die nu eens ijskoud is en dan weer zo warm dat het lijkt of hij leeft. 

Aslast is het meesterwerk van A.H.J. Dautzenberg: een roman die bestaat uit 33 episodes (de leeftijd van Jezus!) die allemaal heel sterk op elkaar lijken, al verschuiven ze gaandeweg van een tamelijk alledaagse beschrijving van een man die alleen in coupé zit naar een religieuze ervaring – om uiteindelijk te eindigen met de Donald Duck.

Er zijn tot nu toe een paar recensies van Aslast gelezen die de indruk wekken dat de recensenten het niet vertrouwen: dit moet een grap zijn, wij laten ons daardoor niet in de luren leggen! Maar dat schrap zetten lijkt me nu precies niet de manier om dit boek te lezen. Anderen lijken zich te ergeren, en dat is misschien al een beter begin, al moet je daarna wel doorzetten, en dat lijkt tot nu toe niemand te hebben gedaan.

Niet dat Aslast nu per se een religieus traktaat is, of het verslag van een mystieke ervaring. Het is óók een boek over kijken – het Mondriaan-achtige kunstwerk heeft rode, gele, zwarte en witte vlakken, maar geen blauwe. Dat blauw zit wel in de koningsblauwe stoelen, en uiteindelijk in de passages over de buitenwereld van de trein, die gaandeweg veranderen in (konings)blauwe vlakken. En het is boek over lezen: er veranderen steeds heel kleine dingen in passages, en soms komen oude dingen pas na verloop van tijd weer terug. 

Sommige veranderingen zijn zo klein en subtiel dat je als lezer op het allerkleinste begint te letten: dat de enige verandering tussen twee paragrafen gelegen is in de spatiëring, en daardoor in de afbreking in ba-gagerekken of baga-gerekken. Je raakt zo dusdanig geconcentreerd op het heel kleine dat je zelf in een wat soezig ritme komt. De manier waarop ik het las: steeds twee hoofdstukken tegelijk, eerst hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 samen, dan hoofdstuk 2 en 3, dan 3 en 4, enzovoort, steeds vergelijkend. 

Het geldt denk ik ook voor de titel, die ik beter kan begrijpen als 'as last' (op zijn Engels of op zijn Nederlands, 'niks as last'), dan als aslast. 

Ik moet erbij zeggen dat voor mij, als mens én als lezer geldt, dat ik misschien nooit zo dicht bij het intense geluk gekomen ben als tijdens lange treinreizen: je bent geïsoleerd, je kunt je zeldzaam concentreren op alles. Tot een paar jaar geleden (voor 3G in heel Europa) was je ook nog echt onbereikbaar. Het enige moment dat je je onbekommerd op de kleinste details kon richten.

Voor Aslast moet je ook de tijd nemen en vooral de rust – en je dan overgeven. De trein gaat nergens naartoe. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.