Het eerste kwart: Anjet Daanje, Het lied van ooievaar en dromedaris
Het lied van ooievaar en dromedaris is vrij onomstreden dé Nederlandstalige roman van de 21e eeuw, in ieder geval tot nu toe. Het is een boek waar op ieder van de 650 pagina's van alles gebeurt, en iedere passage een sleutelpassage is. In het laatste hoofdstuk gespt de klokkenmaker Ties Auwerda bij zijn vrouw Heleen een horloge om. Zij was in paniek om het verdwijnen van de horloge in de tijd dat ze viel en in coma raakte. Misschien dat het omgespen van het horloge dat Ties inmiddels gevonden heeft, haar toch weer zal laten reageren?
Door zo veel verhalen van anderen is hij gevormd, zo veel verhalen heeft hij zichzelf over zijn eigen leven verteld dat zo'n wondermooi symmetrische ontknoping hem zelfs nu niet onaannemelijk lijkt. Maar natuurlijk blijft ze met een lege blik voor zich uit staren.
Dat wij mensen gevormd worden door verhalen, de verhalen die anderen vertellen, de verhalen die we over onszelf vertellen, die vormen niet een belangrijk deel van onze identiteit, die zijn onze identiteit. Wat je denkt, hoe je je voelt, waar je trots op bent en waar je je voor schaamt – het zijn allemaal verhalen.
Maar tegelijkertijd hebben we ook een lichaam, en dat doet niet zomaar mee met willekeurig welk verhaal.
Lichamen en verhalen spelen een belangrijke rol in Het lied van ooievaar en dromedaris. Het zou interessant zijn het naast de eerder dit jaar verschenen letterkundige studie Schrijversmythen van Sander Bax te leggen – een boek waarin Bax beschrijft wat voor personages in de afgelopen eeuw de schrijver heeft aangenomen, zoals die van de Grote Schrijver of de bohémien-schrijver, of de schrijver als publieke intellectueel. Het lied komt in dat boek niet voor, maar Bax' sluit zijn studie ook af in 2020.
Je zou kunnen zeggen dat Het lied, behalve wat het verder allemaal is, een studie is naar de Teruggetrokken Schrijver, die behalve met het werk nauwelijks in de publiciteit treedt. Dat lijkt me misschien wel dé schrijversfiguur van onze tijd. Daanje is daar zelf een voorbeeld van, en onlangs verkoos een panel van The New York Times de roman De geniale vriendin van de nog veel afweziger Elena Ferrante tot het internationale boek van de 21e eeuw tot nu toe. Maar nog afweziger is Eliza Day Drayden, de schrijver die de hoofdpersoon is van Het lied, maar over wie we alleen indirect van alles te weten komen, uit wat anderen over haar zeggen, of denken, of schrijven. Een schrijfster uit de negentiende eeuw, die onder pseudoniem publiceerde en zich dood schaamde toen ze merkte dat haar dorpsgenoten haar boek gelezen hadden.
Het interessante is: je kúnt je als schrijver helemaal niet terugtrekken, zo laat Het lied zien. Je kunt het wel proberen, maar dan ga je toch spoken bij anderen, dan komen er toch anderen met hun wondermooie symmetrische ontknopingen. De auteur is niet dood, de auteur is zelf net zo goed een verhaal.
Alleen zijn die verhalen heus niet altijd even helder. Het lied bestaat uit elf hoofdstukken, die ieder in een net wat andere tijd zich afspelen, en ook in verschillende streken, steden, landen. Tussen die hoofdstukken in staan verzonnen non-fictiefragmenten over Eliza: stukjes uit biografieën, aantekeningen, enzovoort. Een belangrijke rol speelt een aantekenboekje van Eliza, waarin wat gedichten staan, notities, tabelletjes waarmee ze iets probeerde uit te rekenen. Sommige personen in het boek raken geobsedeerd door dat boekje, door de gedachte dat er daarin iets te begrijpen moet zijn, al kunnen ze niet achterhalen wat. Zij gaan aan die obsessie ten onder – een grappige waarschuwing voor de lezer die probeert de talloze motiefjes te duiden die steeds weer terugkomen.
(In recensies van twee jaar geleden lees je bijvoorbeeld vaak over de vliegen en de bramen die in alle verhalen weer terugkomen, mij vielen bijvoorbeeld vooral de rol van priemgetallen op. 5 en 7 komen heel vaak terug, en er zijn 11 hoofdstukken, terwijl de kern van bijna alle verhalen bestaat uit de relatie tussen 2 zussen, met soms een 3e erbij.)
In een van de verhalen vertelt een van de personages het verhaal van de ooievaar: een man loopt voor zijn eigen gevoel vruchteloos wat heen en weer te klungelen, maar als je er van een afstand naar kijkt, vanuit het perspectief van de zon, blijken de voetstappen die de man al die tijd samen een patroon te hebben gemaakt: de tekening van een dromedaris. In interviews heeft Daanje uitgelegd dat het haar bedoeling is dat lezers hun eigen ooievaars zien in Het lied: zoveel lezers, zoveel ooievaars. Het boek gaat zo bezien over de orde die mensen altijd maar weer zoeken – in het lezen net zo goed als in het leven.
Dat is allemaal mooi en aardig, maar Daanje is ook maar de auteur, dus we hoeven ons van haar net zo goed niks aan te trekken, want het boek gaat net zo goed over Tijd, en Ruimte, en Dood, maar vooral is het een boek waar op iedere bladzijde van alles gebeurt, steeds is er weer een nieuwe ontwikkeling in steeds weer een nieuw verhaal: over twee zussen met een Duitse vader die in het Engeland van na de Tweede Wereldoorlog het Duits als een geheimtaal gebruiken, over een dochter van een textielmagnaat die tot armoe vervalt en dan in de fabriek die vroeger van haar vader was moet werken, over een jonge begrafenisondernemer die gruwelijke, spookachtige dingen meemaakt in de catacomben onder een kerk.
Daanje noemt haar verhaal een lied en het is een ode, aan de raadselachtige chaos die het leven heet en waarin je steeds weer nieuwe orde kunt lezen.
Reacties