Maarten 't Hart. Johann Sebastian Bach. De Arbeiderspers, 2018
Johann Sebastian Bach van Maarten 't Hart eindigt met besprekingen van boeken over Bach die zo kritsch zijn dat je je afvraagt wat hij zou hebben gevonden van zijn eigen boek, mocht hij er buiten staan. Ik denk dat hij er niet heel positief over zou zijn: er worden vrij willekeurig wat aspecten van Bachs leven en vooral diens werk besproken, een heel nieuwe visie op de componist levert dat niet op, in ieder geval niet voor iemand die zelf al die andere boeken over Bach heeft gelezen.
Maar daarin zou 't Hart dan ongelijk hebben gehad.
Het boek Johann Sebastian Bach gaat vooral over de enorme bewondering die Maarten 't Hart heeft voor de 18e-eeuwse componist. Een bewondering die af en toe ongegeneerd omslaat in dweepzucht en zelfs verliefdheid: op een bepaald moment vertelt de schrijver dat hij als hij een bepaald stuk speelt alleen maar kan denken Bach... Bach... Bach..., ongeveer zoals iemand de naam van degene op wie hij verliefd is voor zich uit mompelt.
Die bewondering en dat enthousiasme slaan over op de lezer. Ze blijken bijvoorbeeld juist ook door de enigszins chaotische manier waarop 't Hart te werk gaat. Als hij mooie passages uit cantates noemt, komen die in een vrij willekeurige volgorde: niet ingegeven door een principe als logische nummering (eerst 140, dan 167 en tot slot 132) of in opklimmende volgorde van indrukwekkendheid, maar kennelijk alleen maar in de volgorde waarin ze in 't Harts hoofd op zijn gekomen: weet je wat ook nog mooi is!
Ook de overdadigheid maakt die indruk. In groot detail behandelt 't Hart de allereerste anekdote die we hebben over de persoon Bach. Die werd op 21-jarige leeftijd rond op straat aangevallen door de 23-jarige fagotstudent Gieselbach omdat Bach hem voor Zippelfagottist had uitgemaakt. Wat betekent dat woord? Wat had Bach daarmee nu precies gezegd? Greep Bach tijdens dat incident naar zijn degen, gebruikte hij het ook, en hoe? Wie waren de omstanders en wat was hun reactie? 't Hart laat zien hoe ongeveer iedere biograaf in de afgelopen eeuwen een andere verzameling antwoorden had op deze vragen, en daarmee dus net met een ander verhaal komt.
Je kunt je dan na de achtste versie van het verhaal afvragen: waar is dit voor nodig? Maar je kunt het ook zien als teken van de enorme liefde van 't Hart die alles, alles wil weten van Bach... Bach... Bach...
Nóg een teken: Johann Sebastian Bach verscheen oorspronkelijk rond het jaar 2000 in een enorme oplage bij Het Kruidvat, dat ook een goedkope cd-box uitgaf met het verzameld werk. De uitgave die ik las is van 18 jaar later, en uitgebreid, onder andere met uitvoerige besprekingen van allerlei boeken die er sinds 2000 verschenen zijn. Die boeken kon 't Hart dus niet laten liggen, de liefde bestaat nog steeds.
Materieel is die in de loop der tijd wel veranderd. Een van de ontroerendste passages is die waarin 't Hart beschrijft hoe hij jarenlang zichzelf als opdracht had gesteld om voor hij stierf alle cantates te horen. Dat was niet makkelijk, want ze werden zelden uitgevoerd, en verschenen ook alleen maar her en der op plaat. 't Hart moest die dus allemaal zien aan te schaffen. Tegenwoordig kun je via internet gemakkelijk allerlei opnamen van alle cantates vinden, en de lectuur van 't Hart dus de hele tijd onderbreken om na te luisteren waarover hij het (ook al weer) heeft.
(Ik las dit boek eerder in 2018. Dit vond ik er toen van.)
Reacties