Rhijnvis Feith. Julia. Hertaling: Arjen van Meijgaard. De kleine uil, 2024.

 


In het nawoord bij zijn hertaling van Julia meldt Arjen van Meijgaard een schokkend feit: recente literatuurgeschiedenissen voor de middelbare school noemen het boek nauwelijks of niet. In de hedendaagse methodes die hij noemt, wordt Julia alleen 'aangestipt'  – in de paragraaf 'Lees meer' van het deel over de periode 1700-1800.

Dat terwijl het een bron van vreugde is dat een boek als Julia in het Nederlands bestaat. Een boek dat niet te vergelijken is met enig ander werk van de canon. Een roman als een lang gedicht, een onderzoek naar hoe het leven is als je het door gevoelens laat leiden – gevoelens van geestelijke en lichamelijke liefde, gevoelens van woede en verdriet, gevoelens van godsdienstige vroomheid. Een leven als een volwassen puber.

Het is daarmee een experimenteel boek. Feith speelde met het genre van de brievenroman. Sommige hoofdstukjes heten 'Julia aan Eduard' of zoiets, maar ook andere hoofdstukken blijken stukken uit brieven te zijn. Heel duidelijk is dat echter niet, en aanhef of ondertekening ontbreken meestal. En veel meer dan andere brievenomans werkt Feith hier toe naar de monologue intérieur. Met Julia ontwikkelde hij een nieuwe taal.

Arjen van Meijgaard heeft er nu gelukkig voor gezorgd dat mensen die taal weer kunnen lezen, door haar om te zetten in helder modern Nederlands. Van een passage als:

Ik bezwijke, o mijne beminde Zielvriendin! - bij de gewaarwording van eenen Engel, gevoel ik dat ik nog een zwak sterveling ben! - door aandoening bedwelmd, trekt mij een opkomende storm uit mijne wezenloosheid. - Alles wordt aaklig om mij heen - de zee brult vervaarlijk onder mij - de rots schudt.

maakte Van Meijgaard dit:
Ik heb geen kracht meer, mijn liefste, hoewel ik nu ervaar wat een engel ervaart, ben ik toch een zwakke sterveling. Overmand door gevoelens trekt een opkomende storm mij terug naar mijn bewustzijn. Alles wordt onheilspellend om mij heen, de zee brult angstaanjagend onder mij, de rots schudt heen en weer.

De wereld van de 18e-eeuwse gevoelsmens wordt op deze manier een stuk invoelbaarder voor de 21e-eeuwse mens, en dan vooral voor de hedendaagse scholier. Van Meijgaard heeft het briljante idee gehad om ook een contemporaine parodie op de tekst toe te voegen, eveneens hertaald, zodat je kunt zien hoe de 'verlichte' tijdgenoten van Feith op zijn boek reageerden én je allerlei vragen over de tekst kunt stellen: Feith is zelf heel vaag over waar het verhaal zich afspeelt, maar de parodie noemt de concrete plaatsen Amsterdam en Zwolle. Waarom werkt dat laatste grappig?

Zo'n boek moet iedereen lezen die Nederlands spreekt, om te weten wat de taal óók ooit vermocht. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.

Jan Oegema, Keizersdrama. Lucebert opnieuw, 2024