Annette van Dijk. In het spoor van Hadewijch. Verloren, 2024.



Hadewijch had alles in zich om de mensen nog eeuwen te fascineren, en dat heeft ze sinds haar herontdekking in de negentiende-eeuw dan ook gedaan. De hartstocht spat ook vele eeuwen nadat deze Brabantse ze neerschreef, nog altijd van de bladzijden af. Maar wie de auteur van die woorden verder was en op Wie of wie of wat ze gericht waren, dat is een kwestie van interpretatie. Er zijn genoeg witte plekken om van alles op te projecteren.

Nadat Annette van Dijk in 2009 promoveerde op de manier waarop de dichter en hoogleraar Albert Verwey in zijn werk met Hadewijch was omgegaan, bleef het onderwerp haar bezighouden. Ze schreef artikelen over verschillende werken uit de literatuurgeschiedenis die duidelijk of minder duidelijk door Hadewijch geïnspireerd waren, en publiceerde onlangs een boek waarin deze artikelen zijn opgenomen, met nog een aantal andere hoofdstukken – die ook min of meer de vorm hebben van zelfstandige artikelen – over nog meer werken.

Ontspoorde non

Alles heeft ze zo niet gevangen, maar dat is ook onmogelijk. Ik besprak hier onlangs een gedicht van Sasja Janssen dat waarschijnlijk pas verscheen nadat Van Dijk haar boek had afgerond. Maar ook de roman Willem die Madoc maakte (2021) van Nico Dros, waarin Hadewijch een relatie heeft met genoemde Willem, ontbreekt – al bespreekt Van Dijk wel heel kort de door weinigen serieus genomen theorie dat de dichter Hadewijch gekend moet hebben (zij was echter mogelijk al dood toen de Reinaert verscheen). Ook vertalingen in andere talen dan het moderne Nederlands (zoals die in het Frans van Daniel Cunin) ontbreken helaas.

Ik vind het wel jammer dat Van Dijk niet echt uitlegt op basis van welke criteria ze de werken heeft geselecteerd die ze wél bespreekt. En trouwens ook dat ze alleen aan het eind probeert een klein beetje systeem aan te brengen in de grote massa Hadewijch-beelden die er inmiddels zijn:

Met deze wetenschap als basis, kunnen we verschillende verbeeldingen van Hadewijch in de literatuur onderscheiden: Hadewijch als gelovige mystica, als niet specifiek christelijke mystica, als hysterica, als (al dan niet ontspoorde) non/abdis en als icoon voor de strijdbare (Vlaamse) vrouw zijn daar enkele voorbeelden van. 

In afwachting van de Grote Hadewijch Enclyclopedie kun je Van Dijks boek het best lezen als een verzameling artikelen over allerlei plaatsen waar Hadewijch opduikt in de literatuur sinds 1838, het jaar waarin haar gedichten opdoken. Het geeft daarmee misschien wel in de eerste plaats een beeld van die afgelopen twee eeuwen: de worsteling met het (katholieke) geloof, de plaats van de vrouw en de vrouwelijke seksualiteit en, vooral in Vlaanderen, de rol van het Nederlands in het maatschappelijk verkeer en het verkeer met God.

“Wanneer je voortdurend met Hadewijch bezig bent, breekt onvermijdelijk een periode aan waarin je haar overal meent te zien”, schrijft Van Dijk in haar opstel over Carry van Bruggen en Vonne van der Meer, die wat mij betreft een goed voorbeeld is van wat haar methode oplevert. In Eva van Van Bruggen klinkt, of dat er nu bewust door de auteur is ingebracht of niet, onmiskenbaar Hadewijch door. En Vonne van der Meer heeft zich weer door de joods-seculiere Van Bruggen laten leiden tot een roman waarin katholieke mystiek een belangrijke rol speelt, Het smalle pad van de Liefde.

Wie door een sleutelgat kijkt, ziet soms meer dan door een open deur. Je krijgt ineens een nieuw beeld van de afgelopen twee eeuwen literatuurgeschiedenis door overal de mystica, de hysterica, de trotse Vlaamse vrouw te zien.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Safae el Khannoussi. Oroppa. Pluim, 2024.

Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.