Charlotte Van den Broeck, Plakboel. Poëziecentrum, 2025.
Het lange gedicht Plakboel van Charlotte Van den Broeck is een bezwering. Het gedicht beschrijft een erotische ontmoeting van een ik met een ander. Maar hoezo, beschrijft? Bestaat er wel taal voor dat deel van het leven? Of valt die gloed omgekeerd om te roepen met tekst? Zijn er grote uitersten denkbaar in het menselijk bestaan dan het woord en het lichaam?
erotiek:lexicale afgrond,lyrisch gebrek,het niet gezegdnet niet –
Maar dan geeft ik zich toch over, aan haar lichaam, aan haar woord:
kleirood, heet-verkit gesteente
glazuren, wijkende lippennaar buiten krullende
binnenstennu je eindelijk zonder franjes of ruches of kanten biesjes
in de weelde van je huid pastnu het satijnen hout van de van nectar druipende
balsaboomnu de vochtige dijen
Het is nooit pornografie: die dijen zijn zo'n beetje het meest onvertogen woord dat er valt, en Van den Broeck blijft altijd de taal meester. Maar ze onderzoekt, bijvoorbeeld in deze regels, de sensualiteit ook van de taal met haar franjes en ruches en biesjes.
Tot aan het eind lijf en taal toch weer een worden:
en te midden van onze verkwistingen
(...)
vinden we
vanzelfsprekende rust van lichaam en zinnen
Plakboel, heet het gedicht, want wat er zich buiten de taal afspeelt is natuurlijk behoorlijk plakkerig, maar die plakkerigheid heeft Van den Broeck ook in de taal willen brengen, in een wonderlijk, wonderbaarlijk experiment.
Reacties