Koen Vergeer. Heelal van papier. Een ode aan het lezen. Atlas Contact, 2025.





Wat is de relatie tussen lezer en schrijver in deze tijd? Het echte dwepen bestaat alleen nog maar incidenteel geloof. Ilja Leonard Pfeijffer wordt door zijn volgers op Facebook nog uitvoerig bejubeld zodra hij iets plaatst. Misschien volg ik niet genoeg schrijvers, maar dat is de enige uitzondering die ik kan bedenken.

Toch zullen veel lezers een band voelen met schrijvers van wie ze het werk graag lezen. Koen Vergeer is zo iemand – zo laat hij zien in zijn nieuwste boek Heelal van papier. Het boek heeft de ondertitel 'een ode aan het lezen', maar de eenheid van lezen is hier doorgaans niet het boek maar de schrijver: Lennart, Hölderlin, Mallarmé en Lucebert zijn enkele van de schrijvers die een brief kregen van Vergeer. Er zijn trouwens ook een brief aan de schilder Cézanne, de filmer Andrej Tarkovski en de componist Mahler opgenomen.

Vergeer is geïnteresseerd in kunst als een manier om de extra dimensies van het leven, de dimensies buiten het alledaagse, de dimensies die op andere manieren niet te vatten zijn, toch te kunnen aanraken. Ja, dat zijn de dimensies die in het verleden tot het goddelijke domein werden gerekend, en de naam van God wordt ook regelmatig genoemd in Heelal van papier, niet omdat Vergeer in Hem zou geloven, want dat is niet zo, maar omdat hij gelooft in de letteren. In Mulisch die liet zien wat scheppen is, in Rilke die zelf in de Duineser Elegien gaandeweg ontdekt dat hij God niet nodig heeft voor het raadsel, in Joost Zwagerman die zijn hele leven een katholieke jongen is gebleven, zoals Vergeer laat zien.

Boekenliefhebbers

Vergeer aarzelt ook niet om zichzelf daarbij ten tonele te voeren – zijn eigen schrijverschap in vergelijking met dat van Mulisch of zijn liefde voor Trijntje in vergelijking met die voor Diotima van Hölderlin. Zo hoort het natuurlijk ook in brieven– je schrijft tenzij het radeloze liefdesbrieven zijn niet alleen maar over de ander.

Toch zijn het ook weer niet helemaal natuurlijke brieven. Na een tijdje begon me op te vallen dat Vergeer regelmatig begint over – altijd ongenoemde – anderen, vooral academici, die het werk van de bewonderde held niet goed hebben begrepen. Dit zijn maar een paar van veel meer voorbeelden.

Te veel lezingen blijven hier steken: bij poëzie die alleen over zichzelf gaat.

Veel lezers, veelal academisch geschoolde lezers, hoe sympathiek en hoe begaan met je werk ook, voelen en vallen steeds weer terug in die oude reflex: ze proberen je gedichten te ontcijferen.

Moet het nóg duidelijker? Maar nee, liever blijft men hangen in het cliché, waarschijnlijk omdat wat volgt lastiger is om te begrijpen

Het lijkt me een normale reflex van iemand die een ander heel erg bewondert, dat hij denkt dat alle andere bewonderaars het bij het verkeerde eind hebben, dat die bewonderen om de verkeerde reden. Maar minder gewoon is om dan nooit duidelijk te maken wie die anderen precies zijn, het blijven stropoppen. En dat is wel jammer, een confrontatie met een échte andere lezing van de bewuste dichters had nog wel wat toegevoegd.

Als ik tot slot over nog een detail mag zeuren: Heelal van papier begint met een ode aan het lezen van papier. Nu is dat ook fijn, wie zal het durven ontkennen, maar de uitgever heeft in dit geval een en ander wel afgedrukt op papier van behoorlijk rottige kwaliteit. Ik moet er niet aan denken hoe dit papier er over twintig jaar uitziet. Een boek voor boekenliefhebbers, dat mag wel een beetje luxe zijn.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Safae el Khannoussi. Oroppa. Pluim, 2024.

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.