Volgens Peter Altena is de achttiende-eeuwse satire Reize door het Aapenland "goed te lezen." Hij schrijft dat in het nawoord bij zijn hertaling, Mijn reis door het Apenland, dat onlangs verscheen bij Boom. Als het zo goed te lezen is, waarom is er dan toch een hertaling nodig? Daarvoor geeft Altena de klassieke argumenten bij iedere hertaling, het oudere taalgebruik "kan een blokkade opleveren en lezers afhouden van kennismaking". Bovendien is er in het voortgezet onderwijs steeds minder tijd voor oudere literatuur en dus wordt het voor leerlingen nóg lastiger.
Kenners van de literatuur van de achttiende eeuw, alsook enkele collega-neerlandici, vertelden me dat een hertaling helemaal niet nodig was: de Reize was gemakkelijk zat. 'Ja, gemakkelijk voor jullie!' Er zijn meer lezers dan leraren!
Wat Altena kiesheidshalve verzwijgt: zelfs voor mensen die moeiteloos de Reize kunnen lezen, is het heel fijn dat Mijn reis er is. Dat komt doordat het laatste boekje een kunstwerkje op zichzelf is. De soepele stijl van de regels die ik zojuist aanhaalde uit het nawoord, zijn ook kenmerkend voor de hele tekst. Het plezier in taal spat af van deze hertaling. Dat deed het in de achttiende-eeuw ongetwijfeld ook, maar contemporain taalplezier is altijd een ander taalplezier – omdat het rechtstreeks aansluit bij je alledaagse taalgevoel.
Taalfeest
De eerste twee zinnen van de Reize zijn:
Hoe het bijkwam, weet ik volstrekt niet, maar wiskunstig zeker is het, dat mijn Wijf, mijn Dienstmaagd, mijn Paard en mijn Hond, bijna op één en het zelfde oogenblik, teffens in het water vielen. Het geval wilde, dat zij alle vier in dergelijk eene rigting kwamen te leggen, dat ik er slegts één van behouden kon, dat de drie overigen noodwendig verdrenken moesten, en dat de keuze, wie van hen vieren te redden, geheel aan mij was overgelaaten.
Zeker, heel duidelijk, en een begin vol vaart. Intrigerend dat een schrijver uit de achttiende eeuw je meteen zo op het puntje van je stoel kan krijgen. Altena maakt er dit van:
Geen idee hoe het kwam, maar het is 100% waar dat bijna op hetzelfde moment mijn vrouw, mijn dienstmeisje, mijn paard en mijn hond in het water vielen.
Het toeval wilde bovendien dat ze alle vier zo ver uit elkaar lagen, dat ik er echt maar eentje uit kon halen. De andere drie niet. Ik moest dus kiezen: wie ging ik redden?
"Geen idee hoe het kwam", "100% waar", "dat ik er echt maar eentje uit kon halen". Het is niet gemakkelijk om zulke dingen te bedenken als wat er staat al zo duidelijk is. Maar dit is de toon van het hele boekje. Zin voor zin vergelijken is een taalfeest.
Onnadrukkelijk
De hertaler staat zichzelf ook regelmatig grapjes toe. Als de hoofdpersoon aankomt in het apenland, wordt hij door de daar aanwezige apen herkend als aap nummer 7854. Aap nummer 1 legt hem uit dat apen elkaar niet bij naam aanspreken, maar bij nummer. "Dat weet je toch nog wel?" "
"Ik bekende, dat er mij niets van te vooren stond," schrijft Schasz dan. Altena maakt ervan "Ik moest toegeven dat ik daraan geen actieve herinnering had." (Het grapje ontneemt je bijna het zicht dat "ik bekende" hier vervangen wordt door het veel soepeler "ik moest toegeven".)
Op dezelfde manier eindigt een apenvoorzitter een vergadering waar iedereen dingen begint te vragen die onmogelijk zijn bij Schasz met de woorden "dan is het wel", maar bij Altena met "dan gaan we dat regelen".
In een politieke satire is dat heel bevredigend. Het is het soort grapjes die in Asterix worden gemaakt, maar doordat ze onopvallend door het verhaal heen zijn gevlochten, krijg je het gevoel dat je met iemand meeleest. Je kunt in voetnoten wel zeggen dat het verhaal van alle tijden is. Je kunt het met een hertaling ook onnadrukkelijk laten zien.
Reacties