Theodor Herzl. La Juda Ŝtato. Provo de moderna solvo de la juda problemo.Literatura mondo, 1934 [1890]
In een doos met boeken die iemand me had geschonken, vond ik een vertaling uit 1934 in het Esperanto van Der Judenstaat van Theodor Herzl – La juda ŝtato. Dat pamflet wordt vaak genoemd als de basis van het zionisme, en dat is een begrip, een beweging die nu weer sterk in de belangstelling staat. Wat staat er eigenlijk in?
Je kunt nog steeds de fascinatie van dit boekje navoelen die het in 1890 moet hebben gehad. Herzl werkte als journalist en hij schreef meeslepend en opmerkelijk modern. Bijvoorbeeld door de lezer heel transparant mee te nemen. In de eerste twee zinnen van het voorwoord legt hij al uit waar het hem om te doen is: "Het idee dat ik in dit geschrift ontwikkel is oeroud. Het betreft de reconstructie van de joodse staat." Vervolgens werkt hij dat wat verder uit in het voorwoord. Daarna wordt het plan nog verder ontvouwd in de 'inleiding' en dan komt de eigenlijke tekst, die begint met een algemeen deel waarin het allemaal nog wat duidelijker wordt.
Verhinderen
Dat klinkt saai, maar het is goed geschreven, een bloem die zich langzaam ontvouwt. Je weet als lezer vanaf het begin waar het naartoe gaat, en je kunt door verder lezen het plaatje alleen steeds verder invullen, tot het uiteindelijk helemaal duidelijk wordt.
Een tragisch aspect is dat Herzl eigenlijk maar één echt argument geeft waarom het zionisme nodig is: het antisemitisme dat altijd en overal maar lijkt op te bloeien waar joden zich vestigen. Andere oplossingen voor dat probleem zijn wel geprobeerd, maar werken niet. Assimilatie gaat te langzaam en wordt door het antisemitisme verhinderd. Emigreren naar een ander land werkt alleen maar tijdelijk omdat Joden, zeker zodra ze enig economisch succes hebben, ook op de nieuwe plaats weer te maken krijgen met antijoodse gevoelens.
Het antisemitisme is onuitroeibaar, de enige oplossing is een Joodse staat. Dat is natuurlijk tragisch om te lezen als bijna tachtig jaar na de oprichting van die staat er nóg steeds antisemitisme is en die staat weinig lijkt te doen om dat te verhinderen.
Fatsoen
Verbazingwekkend vond ik het enorme detail waarmee Herzl beschrijft hoe die Joodse staat tot stand moet worden gebracht. Die precisie moet een deel van de aantrekkingskracht hebben uitgemaakt: dit was niet alleen maar een droom, je kon dit gewoon uitwerken. Er moet een Jewish Company (in het Engels) komen die de zakelijke kant regelt van de verhuizing, en een Society of Jews die zorgt voor het morele en culturele draagvlak. De Company moet zich bijvoorbeeld bemoeien met het verkopen van het onroerend goed van de landverhuizers, en dat op een evenwichtige manier, zodat bijvoorbeeld niet ineens de huizenprijzen ergens enorm dalen doordat zoveel landverhuizers tegelijk hun panden verkopen.
Naast of boven die Company staat de Society die bestaat uit 'onze zuiverste en beste mannen, die geen materieel voordeel verkrijgen uit deze zaak'. Wat ik niet wist is dat Herzl weinig op had met democratie, in ieder geval niet voor zijn Joodse staat. Zijn idee is dat een democratie alleen werkt als er als tegenmacht een monarchie is, die zorgt voor stabiliteit en verantwoordelijkheid, en dat het instellen van een monarchie in het geval van de Joodse staat na zoveel historische discontinuïteiten onmogelijk was. Hij was dus voor wat hij zelf een aristocratie noemde, hoewel geloof ik we tegenwoordig 'meritocratie' zouden noemen.
Sowieso ging hij uit van drie standen die in verschillende golven naar het Beloofde Land moesten trekken: eerst de armsten, die het land konden gaan bewerken, er huizen en straten aanleggen, enzovoort, en zo de basis konden vormen om het voor de middenklasse aantrekkelijk te maken om handel te gaan drijven, zo het land tot bloei te brengen zodat uiteindelik ook de rijksten met goed fatsoen konden overkomen.
Hebreeuws
Curieus bij dit alles is dat één idee voor Herzl zo centraal stond dat het zelfs in de vlag van de nieuwe staat moest worden uitgedrukt: dat van de zevenurige werkdag (zeven gouden sterren op een wit vlak, dat moest de vlag van Israël worden). Omstandig legt hij bovendien uit dat die zevenurige werkdag plaats kon geven voor een veertienurige bedrijfsvoering: van twee lichtingen die ieder twee keer 3,5 uur op een dag zouden werken, met tussendoor 3,5 uur pauze om flink aan te sterken. Herzl dacht dat de invoering van dit systeem het enerzijds voor arme mensen aantrekkelijk zou maken naar de Joodse staat te verhuizen, terwijl het tegelijkertijd tot grote productiviteit zou leiden.
Ook anderszins bemoeit Herzl zich al van te voren met allerlei aspecten van de nieuwe staat: de taalpolitiek (iedereen behoudt zijn eigen taal, dat het Hebreeuws weer tot leven zou komen vond hij onrealistisch, en de 'jargons' zoals het Jiddisch en het Ladino nam hij niet serieus, uiteindelijk wint vanzelf de sterkste taal), de godsdienstpolitiek (georganiseerd rondom rabbijnen, maar met ook voldoende plaats voor vrijdenkers), het leger (alleen nodig om de grens te bewaken), enzovoort.
Strijden
En nee, Herzl wijdt geen woord aan wat er zou moeten gebeuren met andere mensen die al op het grondgebied van de Joodse staat wonen. Deels zal dat zijn omdat hij ook geen keuze maakt waar het precies moet gebeuren – in Argentinië of in Palestina – maar ik denk ook dat het te maken heeft met het feit dat hij vooral een zonnig beeld wilde geven: als we maar willen, kan het. Al te ingewikkelde praktische problemen laat hij sowieso onopgelost (wat als al die arme Joden, eenmaal in het nieuwe land aangekomen, iets anders willen dan de leden van de Society menen dat goed voor hen is). Anderzijds kun je volgens mij ook niet de conclusie trekken dat hij vond dat die mensen tweederangsburgers moesten worden, of zelfs weggejaagd uit Palestina of dat gebied in Argentinië.
Het is daarmee een typisch negentiende-eeuws document. Het deed me, ook natuurlijk door de taal waarin het las, denken aan L.L. Zamenhof, wiens eerste boekje over het Esperanto drie jaar verscheen voor Herzls pamflet. Het kwam voort uit een soortgelijk milieu van intellectuele midden- en oost-Europese Joden die probeerden het technologisch optimisme van de negentiende eeuw toe te passen op sociale problemen en heel concrete oplossing voorstelden om een droom te bereiken, waarbij in beide gevallen het 'Joodse vraagstuk', dat van het antisemitisme, ook een zeer belangrijke rol speelde.
Het heeft niet veel geholpen, maar we blijven hopen.
Tradukis Bernhard Selzer
Reacties