In de loop van de jaren vond Vonne van der Meer haar vorm: een roman waarin verhalen een belangrijke rol spelen. Maar iedere keer werkt ze dit weer verrassend en anders uit. In Vindeling (2019) gaat het over een meisje (later een vrouw), Jutka, die heel goed is in dingen op straat vinden, en daarna de mensen opsporen die deze dingen verloren hebben. Dingen zijn natuurlijk bijna altijd verhalen, vooral als ze verloren zijn – dan hebben ze bij iemand gehoord, om een bepaalde reden. En die reden, dat is een verhaal, waarvan we er enkele te lezen krijgen.
Jutka heeft zelf ook een verhaal. Ze is in de jaren vijftig met haar moeder uit Hongarije naar Nederland gevlucht. Haar vader wilde niet mee, omdat hij een minnares had, voor wij hij koos. Die minnares koos echter binnen korte tijd voor een ander, maar de band tussen Jutka en haar vader bleef jarenlang verbroken. Ze konden elkaar als het ware niet vinden, tot hij een oude man is, zij hem in Boedapest opzoekt, en ze samen een zwavelbad bezoeken (het tweede badhuis in Van der Meers oeuvre, na dat van Take 7).
Aan het strand
In het nawoord schrijft Van der Meer dat ze nog nooit zoveel onderzoek heeft gedaan als voor Vindeling, en dat onderzoek zal wel vooral over Hongarije zijn gegaan, en over het Hongaars. Ik kan me geen ander Nederlandstalig boek herinneren waarin zoveel Hongaars wordt gepraat, en waarin wordt nagedacht over die taal. Als Jutka köszönöm tegen haar vader zegt, bedoelt ze niet alleen ‘dankjewel’, maar denkt ze ook aan ‘kus’ en aan ‘keus’, twee woorden die allebei belangrijk zijn.
Sowieso is Jutta een taalgevoelige vrouw, die als meisje al zinsneden als “lulletje rozenwater, melkboerenhondenhaar en het glinsterende woord splinternieuw” heel graag uitspreekt. Die fascinatie zit natuurlijk ook in de vondst (haha) vindeling, dat niet alleen lijkt op vondeling (maar een vondeling wordt gevonden, terwijl een vindeling vindt) maar ook op vluchteling (Jutka vindt dat meen minder mooi woord “met die Hollandse harde g”). Zo zal het ook geen toeval zijn dat jutten in haar voornaam zit, want jutten, dat is wat Jutka feitelijk doet tijdens haar wandeltochten, jutten in de stad in plaats van aan het strand – de zee is nooit ver weg in Van der Meers werk, maar in dit geval wel).
Kwijtraken
De liefhebber kan nog denken dat het ook geen toeval zal zijn dat vondeling op Vonne lijkt: Jutka is een leeftijdsgenote van de schrijfster, en ze blijkt op zeker moment een manuscript te hebben geschreven dat sterk lijkt op Vindeling (en dat verloren te hebben zodat iemand anders het vindt). Lezen en schrijven spelen in veel van Van der Meers werk een onnadrukkelijke rol en wat dat betreft is Vindeling geen uitzondering. Haar vader blijkt na de vlucht heel veel kaarten te hebben gestuurd aan zijn dochter, die zij alleen nooit heeft gezien omdat haar moeder ze verstopte. Als Jutka daarachter komt, verbreekt ze het contact met haar moeder.
Ze begint vervolgens een correspondentie met haar vader, die ze later nog eens terugleest:
Het was alsof ze hetzelfde boek na weken nog eens las en daardoor steeds meer begreep, van de dochter en van de vader. Maar nog dichter naderde ze hem – haar eigen vader – door zich in hem te verplaatsen, en zich af te vragen hoe het voor hem geweest was haar brieven te lezen.
Niet alleen de schrijver vindt van alles, de lezer vindt ook voortdurend iets nieuws, als ze leest en herleest. Ik las Vindeling voor het eerst toen het uitkwam, in 2009, in Hongarije, waar ik mijn dochter ging ophalen, ging adopteren, ging vinden. Een wonderlijke verdubbeling van allerlei scenes uit het boek deed zich voor in mijn eigen leven.
Hongarije is sindsdien nog steeds niet ver weg, maar ik kon nu ook zien hoe het boek algemener laat zien hoezeer we elkaar nodig hebben. Hoe we elkaar steeds weer op allerlei manieren kwijtraken en dan weer moeten vinden. Köszönöm.
Reacties