Een democratie is gebaseerd op vrij gesprek. Allereerst is de erkenning belangrijk dat mensen verschillend zijn: dat ze verschillende belangen hebben, maar ook dat ze de wereld verschillend zien. Als dat allemaal niet zo was, als iedereen hetzelfde dacht, was er geen democratie nodig, dan kon een willekeurige persoon worden aangewezen om de beslissingen te nemen, want daar was toch iedereen het mee eens.
In zekere zin is dat de gedachte achter het populisme: het volk is eenvormig en staat tegenover een corrupte elite. Omdat die corrupt is, hoeven we er geen aandacht aan te besteden. Wel is er een leider van het volk, en die denkt precies zoals het volk. Die kan dus in zijn eentje best alles regelen.
We glijden, schrijft Martine Prange in diens boek De waarheidscrisis langzaam weg van het ideaal van het openlijk spreken van de waarheid door alle burgers waarop zelfs de Grieken al hun democratie baseerden. Een belangrijk begrip dat daarbij onder druk staat is dat van de waarheid. Er zijn meer dan genoeg mensen, in de politiek en op de sociale media, die de waarheid pretenderen te spreken. Zij doen dit evenwel zonder zich echt te bekommeren om die waarheid.
De waarheidscrisis bestaat uit drie essays die samen een filosofische kijk geven op de situatie waar we ons nu in bevinden. Wat betekent het om mens te zijn in deze tijd? En hoe kunnen we dat menszijn zo goed mogelijk vormgeven.
Het allerbeste van de drie essays vind ik het tweede.
De andere twee zijn ook zeker interessant. Het eerste gaat vooral over de opvattingen over de vrijheid van meningsuiting in het Antieke Griekenland. De moed die altijd nodig was omdat je nooit zeker wist of de vorst zich aan zijn woord hield als hij had gezegd dat hij je niet zou bestraffen. De manier waarop alle burgerrechten helemaal verweven waren met je spreekrecht. Hoe je je spreekrecht kon verliezen als jijzelf of je familie onbetrouwbaar bleek, of in ieder geval hoe je spreekrecht dan veel minder waard wet.
Het laatste hoofdstuk beschrijft aan de hand van klassiekers als Marshall McLuhan en Neil Postman hoe de komst van de elektronica, en daarmee van de massamedia en het internet, onze wereld ingrijpend heeft veranderd. Hoe die media ervoor zorgden dat de wetenschap steeds meer afhankelijk zou worden van (big) data en in het maatschappelijk discours de waarheid minder belangrijk is geworden:
Amusement heeft waarheid als belangrijk criterium voor mediagebruik verdrongen, en de gesprekken die we met elkaar voeren, behelzen steeds vakder de uitwisseling van aansprekende plaatjes en filmpjes dan een kritische gedachtewisseling,
Maar in het tweede essay is Prange duidelijk het meest thuis: het gaat vooral over de vraag of we het postmodernisme nu de schuld kunnen geven van posttruth, zoals bijvoorbeeld door Daniel Dennett wel is beweerd. Aan de hand van een uitvoerige analyse van Kant, Nietzsche en Foucault, en Foucaults reacties op Kant, laat Prange zien dat dit veel te simplistisch is.
De gedachte van Verlichtingsdenkers als Kant was niet om absolute wetten te stellen voor wat de waarheid is of hoe we die kunnen bereiken. Integendeel, Kant probeerde de grenzen van het menselijk weten in kaart te brengen. De gedachte van postmodernisten als Foucault was niet om ieder streven naar de waarheid aan de kant te schuiven. Integendeel, ook Foucault was geïnteresseerd in de waarheid al was hij – net als Kant en Nietzsche – van mening dat je altijd moet proberen om sceptisch te zijn over je eigen gevoel dat je de waarheid gevonden hebt. Foucault zette vooral een stapje verder dan Kant in zijn scepsis over het oneindig betrouwbare van de rationaliteit – maar daarmee zette hij volgens Prange vooral een stapje verder op het door Kant ingeslagen pad.
We komen zo dicht mogelijk bij de waarheid door met elkaar eerlijk en openlijk en respectvol te spreken en te debatteren, dat hebben alle door Prange behandelde denkers met elkaar gemeen. En precies dat debat wordt heel lastig gemaakt in een tijd waarin het debat vooral wordt gevoerd op door grote techbedrijven gecontroleerde sociale media, in een politiek klimaat waar men probeert de waarheid ondergeschikt te maken aan het amusement.
Het is een ernstig betoog, van Prange, en het is gesteld in ernstig, nogal abstract proza. Het is ook niet een betoog dat met een pasklaar antwoord komt op de vraag hoe we ons te weer kunnen stellen tegen deze druk. Maar juist in die ernst en eerlijkheid is het natuurlijk ook een voorbeeld van wat Prange bedoelt.
Reacties