Lászlo Krasznohorkai, de Nobelprijswinnaar van dit jaar, wordt door de Nobelprijscommissie geprezen om zijn 'meeslepende en visionaire oeuvre dat, te midden van apocalyptische terreur, de kracht van kunst bevestigt'. Ik geloof niet dat er een hedendaagse Nederlandstalige schrijver is over wie je dat zou kunnen zeggen. Met name de apocalyptische terreur laat zich maar zelden voelen.
Maar wij hebben Vondel. Diens werk is weliswaar niet helemaal doordrenkt van apocalyptische terreur, maar hij schreef wel Gijsbrecht van Amstel, waarin nonnen worden geschonden, half Amsterdam in brand wordt gestoken, terwijl de afgehakte ledematen de hoofdrolspelers om de oren vlieden. En dat alles met zoveel meesterschap verwoord dat Vondel alleen al op die manier de kracht van kunst bevestigt. De scene waarin wordt beschreven hoe de abdis Clarisse op het lijk van haar oom wordt gesmeten en daar verkracht en tot slot vermoord, is een van de gruwelijkste dingen die ooit in het Nederlands geschreven zijn. Het is een stuk waarin de gruwelen allemaal zijn omgezet in prachtige
Hy trappeltze op den buick, en op 't benaeuwde hart,
Dat haer het bloed ten neus en monde uit quam gevlogen,
En zy den doodsnick gaf, en sloot die hemelsche oogen.
En uitging ofze sliep, in 's Bisschops open arm.
De laatste jaren voert theater Kwast het stuk weer ieder oudjaar op in het gebouw waar ooit de eerste Amsterdamse Schouwburg gevestigd was. De neerlandicus en docent Frits Dijkstra liet zich daardoor inspireren: leerlingen genoten van de Kwast, maar eenmaal in het klaslokaal waren de teksten wel wat taai.
Hij maakte nu een heel knappe hertaling, voor de hertalingenreeks van Uitgeverij De kleine uil: een tekst die het rijmschema (om en om mannelijk en vrouwelijk gepaard rijm) en het metrum (alexandrijnen, zij het met wat soepeler cesuur) behoudt, en ook anderszins dicht bij Vondel blijft maar dan wel in een modern Nederlands:
Hij trapte haar in de buik en op haar bange hart
zodat het bloed haar neus en mond uit kwam gevlogen.
Zij gaf haar laatste snik en sloot haar hemelse ogen
en stierf alsof ze sliep in Gozewijns open arm.
Ik geloof niet dat mensen hun laatste snik 'geven' in modern Nederlands, maar dat bange hart vind ik goed gekozen, en regelmatig maakt Dijkstra heel slimme keuzes. Tegen het eind van het stuk krijgt Gijsbrecht de raad van Vooren om zich over te geven:
Gijsbreght
't Is mijn gewoonte niet te bidden om gena.Vooren
't Is wijsheid datmen zich zomwijl te buiten ga
En zijn gewoonte staeck, en stel 't gevaer voor oogen,
Zy kiezen 't best van twee, die beter niet en mogen.
Gena is niet echt fris modern Nederlands; gunst is beter, maar wat rijmt er op gunst? En het tweede rijmpaar oogen - mogen lijkt ijzersterk, alleen wordt mogen hier gebruikt in de betekenis van kunnen, wat toch echt iets anders is. Dijkstra maakt ervan:
Gijsbrecht
Het is mijn gewoonte niet te vragen om een gunst.Vooren
Zo nu en dan te breken met gewoontes, dat is de kunst.
Pas op, u wil het gevaar niet uit het oog verliezen
en van twee kwaden nu gewoon de beste kiezen.
Om het metrum te begrijpen moet je weten dat Dijkstra ervoor heeft gekozen om niet wil 't te schrijven zoals Vondel, maar wil het, en dat toch als één lettergreep te laten tellen. Ik vind het spel met gewoontes-gewoon mooi en het lijkt me ook heel speelbaar – je kunt er makkelijk een smalende toon in brengen als je Vooren moet spelen, en ook de beslissing om Gijsbrecht rechtstreeks aan te spreken (met u) in plaats van het in het algemeen over zy te hebben, lijkt mij heel goed.
Ik behoor niet tot Dijkstra's voornaamste publiek – dat zijn scholieren in de bovenbouw en eerstejaars studenten – maar ook voor mij verlevendigde de Gijsbrecht door deze hertaling! Je leest het allemaal net wat anders, en doordat de oorspronkelijke tekst ernaast staat afgedrukt kun je met de hertaler meelezen om zijn keuzes te begrijpen – die zoals iedere interpretatie een nieuw licht werpen op het origineel.
Reacties