Cécile de Morrée (red.) Het ministerie van middeleeuwse zaken. Walburg Pers, 2025.



De problemen van onze tijd zijn zo groot dat we iedere goede raad kunnen gebruiken. Die uit de middeleeuwen bijvoorbeeld – een periode waarin de wereld misschien wel even onzeker was als in de huidige tijd en een periode die we desalniettemin zijn doorgekomen. De tijd dat we begonnen te beseffen dat er weinig reden is om neer te zien op de 'middeleeuwse toestanden', de tijd waarin we de arrogantie van de 'renaissance' en de 'verlichting' en al die periodeaanduidingen die moesten weergeven dat wij het allemaal toch wel even veel beter in de smiezen hadden dan onze voorgangers – die tijd is voorbij.Het is nu tijd om iets te leren.

Dat is het schitterende idee dat ligt achter het door Cécile de Morrée samengestelde boekje Het ministerie van middeleeuwse zaken, volgens het omslag 'een samenwerkingsverband van wetenschappers die verbonden zijn aan universiteiten in Nederland en Vlaanderen'. 14 van zulke wetenschappers hebben bijgedragen: neerlandici, historici, romanisten en andere geleerden, die ieder voor zich laten zien hoe er in de middeleeuwen werd aangekeken tegen een maatschappelijk probleem waar wij ook mee worstelen, en waar de oplossing toen gezocht werd. Zo schrijft Claire Weeda over kwesties die te maken hebben met natuur en milieu, Nathan van Kleij over de strafmaat, en Jonas Roelens en Lisa Demets over gender.

Een terugkomend thema is overleg. De middeleeuwse samenleving lijkt op het eerste gezicht misschien statisch en hiërarchisch georganiseerd geweest – drie standen, iedere stand een pyramide – maar in de praktijk waren er veel dingen helemaal niet zo formeel geregeld en dus was er voortdurend overleg nodig om te werken aan onderling vertrouwen én aan een sterke gezamenlijkheid tegen de buitenwereld. Justyna Wubs Mrozewicz laat dit bijvoorbeeld overtuigend zien voor de Hanze. Dat was feitelijk een betrekkelijk losvast verband van steden zonder vaste organisatievorm. Dat het desalniettemin zo sterk kon werken, was doordat men voortdurend aan het smeden was:

De taal van vertrouwen en wederkerigheid die men binnen de Hanze en vooral in de context van potentiële of reële problemen sprak, past ook in dit rijtje. Vertrouwen werd geuit als zelfstandig naamwoord (toversicht, troest, gelove, getrouwe, fides, fiducia), maar vooral als werkwoord (troesten, geloven, getrouwen, betrouwen). Het was met andere woorden iets wat je deed omdat je ervoor koos in de middeleeuwse, onzekere wereld. Het was dus minder een gevoel (zoals vaak tegenwoordig wordt verondersteld) en meer een keuze, in bijvoorbeeld handelsrelaties van individuele kooplieden, of politieke en economische relaties tussen de Hanzesteden.

Ook in andere hoofdstukken, zoals die van Johan Oosterman over de inrichting van het (lands)bestuur of van Cécile de Morrée over consent speelt dat thema een rol: aan vertrouwen moet voortdurend gewerkt worden, door onophoudelijk met elkaar in contact te blijven. In een interessant hoofdstuk over klimaatkennis past Lászlo Sándor Chardonnens het thema toe op het begrip kennis. Het soort discussies die er nu spelen over het klimaat – wat menen we zeker te weten, en op welke grond? – waren er ooit over bijvoorbeeld de structuur van het heelal – was de aarde of de zon het middelpunt? Chardonnens laat overtuigend zien hoe men indertijd voortdurend bezig in een voortdurende onderhandeling was de min of meer toevallige waarnemingen die men deed van de werkelijkheid, het experimentum, in te bouwen in een bouwwerk van zekere kennis, de scientia. En hoe onze eigen worstelingen een zelfde patroon vertonen.

Een ander terugkerend thema is wat Tim Soens accomodatie noemt, het vermogen van de mens om rampspoed helemaal in te bouwen in de eigen werkelijkheid. Het leven ging altijd door, ook bij overstromingen, gigantische branden of epidemieën:

Doordat de hele samenleving was ingericht op natuurextremen, bleef de verstoring van het economisch, maatschappelijk en familiaal leven naar onze normen minimaal. Wat primeerde was net de continuïteit. Dat was zelfs het geval bij de meest dodelijke calamiteit uit de Europese geschiedenis: de Zwarte Dood van 1346-1351, die in één klap een derde tot de helft van de bevolking doodde (...): de samenleving kwam niet helemaal tot stilstand.

Het zijn wijze lessen, en daardoor een prachtige manier om kennis van de middeleeuwen te valoriseren. Iemand die zich intensief met een andere periode bezighoudt heeft natúúrlijk een andere kijk op sommige zaken. Ieder van de essays in de bundel bevat interessante informatie over het verleden, die steeds smakelijk en interessant wordt opgedist. Zelfs als we geen enkele les zouden toepassen, dan is geen enkele tijd die we besteden aan Het ministerie van middeleeuwse zaken verloren tijd.

Reacties