{P} Tim Krabbé. Het gouden ei. Amsterdam: Bert Bakker, 1992 (1984). Geen van de twee films die er naar dit boekje gemaakt zijn, ooit gezien, het boekje zelf nooit gelezen: dat moest er maar eens van komen. Het viel me een beetje tegen, maar dat komt denk ik doordat mijn verwachtingen iets te hoog gespannen waren. Heel spannend is het niet. Ik geef wel toe, het is een zeer goed verhaal, dat in de New Yorker niet zou misstaan.
Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.
Met een vertaling van Ton Naaijkens. Dit is het verslag van een mislukking. Paul Celan is een groot dichter die ook in Nederland gerespecteerde liefhebbers heeft, en door een van hen, de hoogleraar Duits en vertaalwetenschap Ton Naaijkens, in het Nederlands is vertaald. Celans verhaal - dat van een Duitstalige Roemeense Jood die na de oorlog het Duits opnieuw moest uitvinden om een glimp de verschrikkingen op te kunnen schrijven - is indrukwekkend, en zijn Verzamelde gedichten zijn in het Nederlands ongehoord prachtig opgeschreven. Maar het boek ziet er ook uit als een brok geblakerd beton, en het is me niet gelukt om er doorheen te breken. Ik begrijp niet wat ik als lezer verondersteld wordt te doen met een gedicht als: Das umhergestossene Immer-Licht, lehmgelb, hinter Planetenhäupten Erfundene Blicke, Seh- narben, ins Raumschiff gekerbt, betteln im Erden- münder. (Het alle kanten op gestoten steeds licht, leemgeel, achter planetenhoofden. Bedachte blikken, kijk- krasse
Reacties