Andreï Makine. Le testament français. Paris: Mercure de France, 1995.

Een Russisch jongetje groeit op in de jaren vijftig, in een duisteren en treurige stad in Siberië. 's Zomers gaat hij naar het huisje van zijn oma ergens buiten de stad, en daar hoort hij haar verhalen over Frankrijk. Het jongetje dat alleen Rusland kent, maakt uit die verhalen, en uit het Russische platteland, en uit zijn fantasie, en uit wat hem verder voor de voeten komt, zijn eigen Frankrijk en zijn eigen Parijs. Soms botst dat beeld even hardhandig met de werkelijkheid — hij hoort een verhaal over hoe de tsaar ooit de Franse president bezocht, en krijgt daaruit een vriendelijk beeld van die tsaar, terwijl hem op school natuurlijk geleerd wordt dat de man een barbaarse onderdrukker was — en gaandeweg komt hij zo tussen twee culturen te staan.

Zelden zo'n precieze reconstructie gelezen van hoe kinderlijke fantasie werkt, en zelden zo'n liefdesverklaring aan een taal — de Franse — waarvan dan ook nog eens op elke bladzijde blijkt hoe de schrijver de toon van die taal steeds weer juist kan aanslaan. Zelden zo'n coherent beeld gelezen van hoe het is om tussen twee culturen te leven — wat voor problemen dat met zich mee kan brengen, en wat voor rijkdom het uiteindelijk is.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.