Niccolò Machiavelli, Toneel en verhalend proza. Mandragola, Clizia, Belfagor. Leiden: Primavera Pers, 2010
Vertaling: Paul van Heck
Het werk van Niccolò Machiavelli is de afgelopen jaren tot een specialiteit geworden van Paul van Heck, UHD Italiaanse Letterkunde in Leiden. Hij vertaalde eerst het omvangrijke Discorsi. Gedachten over staat en politiek en Il Principe, en maakte dit onlangs compleet met Toneel en verhalend proza. Mandragola, Clizia, Belfagor. Net als het boek van Van der Sman verscheen Van Hecks vertaling bij Primavera Pers in Leiden, een kleine uitgeverij met een mooi fonds met literaire vertalingen, boeken over geschiedenis en kunstgeschiedenis, en boeken over Leiden.
In Toneel en verhalend proza leren we Machiavelli nu eens niet kennen als een al dan niet serieuze politieke denker, maar vooral als een man van zijn tijd. Een schrijver die zijn goede smaak en talent etaleerde in enkele toneelstukken die losjes gebaseerd waren op de Romeinse komedieschrijvers Terentius en Plautus alsmede in talloze brieven aan vrienden. Als die brieven bewaard gebleven waren, hadden ze volgens Van Heck een monument van de Florentijnse renaissance kunnen zijn. Maar helaas ging Machiavelli nogal achteloos met zijn correspondentie om en hebben we nog slechts weinig over.
Uit Van Hecks instructieve commentaar blijkt dat Machiavelli een libertijns leven leidde, en affaires met mannen en met vrouwen had. Zijn hier vertaalde werk gaat alleen over de relaties tussen mannen en vrouwen, al wijst Van Heck in de komedie Mandragola een passage aan die je wel degelijk homoerotisch zou kunnen duiden. Heel vriendelijk over vrouwen gaat het er doorgaans niet aan toe. In de novelle Belfagor gaat een duivel naar de aarde om te onderzoeken of het waar is wat zoveel getrouwde mannen beweren: dat de hel te verkiezen is boven de huwelijkse staat. In de komedies Mandragola en Clizia zijn vrouwen poppen zonder veel eigen persoonlijkheid die vooral dienen om mee naar bed te gaan, en in een van de brieven wordt plastisch Machiavelli’s walging beschreven als hij ontdekt hoe lelijk en onwelriekend de hoer is met wie hij het net heeft gedaan.
Van Heck is veel geprezen om het prachtige Nederlands van zijn Machiavelli. Met dit boek bewijst hij alle registers van de grote Italiaanse schrijver in onze taal te kunnen omzetten: “Uit haar bovenlip staken hier en daar een paar lange stekels. Ze had een centenbak die schuin omhoog stak, en eronder hing een lap vel die reikte tot onderaan haar keel. (...) En toen ze haar mond opendeed, kwam er een afschuwelijke stank naar buiten.”
Bijna nog interessanter dan de tekst van Machiavelli zijn in het geval van dit verspreide werk misschien wel het begeleidende essay dat de vertaler schreef over de vroegmoderne Italiaanse toneeltraditie en de vele voetnoten. Soms gaat de notendrift een beetje ver, en wordt bijvoorbeeld de portee van een grap uitgelegd, maar over het algemeen zijn ze heel verhelderend. De moderne lezer heeft nu eenmaal niet dezelfde intellectuele bagage als zijn Florentijnse tegenhanger.
Een langere versie staat op de website van de Universiteit Leiden.
Reacties